Karel Johannes Julianus Lotsij
|
|
Karel Lotsy
|
Algemene informatie
|
Geboren
|
3 maart 1893
Baltimore
|
Overleden
|
29 augustus 1959
Koog aan de Zaan
|
Doodsoorzaak
|
hartaanval
|
Nationaliteit
|
Nederlands
|
Karel Johannes Julianus Lotsij
, bekend onder de naam
Lotsy
(
Baltimore
,
3 maart
1893
?
Koog aan de Zaan
,
29 augustus
1959
) was een Nederlandse sportbestuurder.
Van
1917
tot
1919
was Lotsy voorzitter van
H.F.C.
. In
1921
werd hij coach van het eerste elftal. In deze tijd ontwikkelde hij de concentratie- en mentaltraining methode waarmee hij beroemd werd.
In
1924
ging hij mee naar de
Olympische Spelen
in
Parijs
waar hij ervaring opdeed als sportleider.
Ook werd Karel Lotsy actief als bestuurder in de
KNVB
en werd hij voorzitter van de keuzecommissie van het
Nederlands Elftal
. Onder zijn leiding begon het succes van het Nederlands elftal opmerkelijk toe te nemen.
Hij was driemaal bij de
Olympische Spelen
chef de mission
(
Berlijn 1936
,
Londen 1948
, en
Helsinki 1952
). In
1959
was hij de eerste voorzitter van de
Nederlandse Sport Federatie
.
Lotsy staat op plaats 6 op de lijst van
Grootste Drechtstedeling Aller Tijden
.
Eind jaren zeventig, ruim na zijn dood, veranderde het beeld over Lotsy. Journalisten
Frits Barend
en
Henk van Dorp
maakten voor
Vrij Nederland
een serie over sport in de
Tweede Wereldoorlog
, waarbij ze kanttekeningen bij de rol van Lotsy plaatsten. Van oktober 1940 tot najaar 1941 was hij namelijk verbonden aan het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming. En midden in de oorlog, in 1942, werd hij voorzitter van de Nederlandse Voetbalbond. Velen, waaronder zijn achterneef
Dirk Lotsij
, vonden dat hij veel te meegaand was jegens de Duitse bezetter.
Hoewel de zuiveringscommissie voor de sport hem in
1945
had vrijgesproken van collaboratie, trokken oud-scheidsrechter
Leo Horn
en oud-voetballer
Bram Appel
van leer tegen de ‘bobo’. Volgens Appel was Lotsy in
1944
in
Berlijn
als toeschouwer aanwezig bij een wedstrijd tussen dwangarbeiderselftallen van Nederland en
Tsjechie
. Zeven andere spelers weerspraken dit verhaal. ,,De 85-jarige
Bierings
(de enige nog levende speler in 2008) zegt dat hij Lotsy in Berlijn niet heeft zien zitten en dat hij Appel daar juist als een ‘Haagse praatjesmaker’ heeft leren kennen.’’
De kritiek hield aan: historicus
Andre Swijtink
schreef in 1992 een proefschrift over sportbeoefening in de Tweede Wereldoorlog. Daarin werd Lotsy aangeduid als ‘uitvoerder van anti-Joodse politiek van de bezetter’. Er kwam een actie om naar Lotsy vernoemde straten van naam te veranderen.
Amsterdam
doopte de Karel Lotsylaan om tot
Gustav Mahlerlaan
. Het Karel Lotsypad, de Karel Lotsyweg in
Dordrecht
en in
Waalwijk
en de Karel Lotsystraat in
Gouda
bleven.
[1]
In 2009 verscheen een biografie:"De Dordtse magier - de val van een volksheld" (uitgeverij Nieuw Amsterdam), door
Frank van Kolfschooten
waarin beargumenteerd werd dat Karel Lotsy niet 'fout' zou zijn geweest.
[2]
Lotsy zou het slachtoffer zijn geworden van journalistieke, wetenschappelijke en politieke dwalingen. In de biografie zou uit nieuwe bronnen blijken dat Barend en Van Dorp, Swijtink en Vis zich hadden gebaseerd op onbetrouwbare getuigenissen en onzorgvuldig bronnenonderzoek. De auteur maakte gebruik van omvangrijk bronnenonderzoek en documenteerde en redeneerde dat Lotsy niet van collaboratie met of sympathie jegens de Duitse bezetter kon worden beticht. Van Kolfschooten ontdekte verder dat sportkoepel
NOC*NSF
de herinneringstekens voor Lotsy op
Sportcentrum Papendal
(dat op initiatief van Lotsy was opgericht) stilzwijgend had weggehaald. Zowel het borstbeeld van Lotsy als een plaquette bij de naar hem vernoemde hal waren verdwenen na berichten over zijn vermeende misstappen tijdens de bezettingsperiode. Zowel NOC*NSF als de KNVB, waarvan Lotsy voorzitter en keuzeheer van het Nederlands elftal was geweest, weigerden de presentatie van het boek op 9 mei 2009 bij te wonen, om niet betrokken te raken in een debat over zijn oorlogsverleden
[3]
Hierop kwam echter ook kritiek van de zijde van Swijtink, die in 1992 een proefschrift aan Lotsy had gewijd: de voorgestelde rehabilitatie zou volgens hem volslagen onterecht zijn.
[4]
‘Ik durf de bewering aan dat
Rie Mastenbroek
op de Olympische Spelen van Berlijn geen titel veroverd zou hebben en
Osendarp
en
Van Beveren
en de anderen niet zulke tijden gemaakt zouden hebben als er uit de bus kwamen. Lotsy haalde het maximum uit een sportjongen of sportmeisje, dat onder zijn hoede kwam. De joviale, als hij wilde buitengewoon charmante man, had op sportmensen een overwicht dat de kant van hypnose uitging.' (
Herman Kuiphof
na Lotsy's overlijden in 1959)
‘Als de heer Lotsy spreekt, pakt elk woord, is die vaak als een kogel van
Bakhuys
of
Vente
‘,
schrijft een verslaggever van
De Telegraaf
over zijn laatste speech in de Wondertent.
‘Even is het stil, dan davert het applaus als een orkaan door de eensklaps stil geworden ruimte.‘
(1934)