Armand Jean du Plessis, Cardinal-Duc de Richelieu et de Fronsac
(
Parijs
,
9 september
1585
? aldaar,
4 december
1642
) was een
Franse
geestelijke
,
edelman
en
staatsman
.
Hij werd gewijd tot
bisschop
in 1608 en hij ging later de politiek in, waar hij in 1616
staatssecretaris
werd. Richelieu steeg snel in aanzien, in zowel de
Katholieke Kerk
als in de Franse regering, want hij werd
kardinaal
in 1622, en de eerste minister van koning
Lodewijk XIII
in 1624. Hij werd opgevolgd door
kardinaal Jules Mazarin
, wiens carriere hij heeft gestimuleerd.
Kardinaal De Richelieu werd bekend als 'eerste minister' van de koning. Als gevolg daarvan wordt hij beschouwd als 's werelds eerste
premier
, in de moderne zin van het woord. Hij wilde de
koninklijke macht
versterken en binnenlandse facties vernietigen. Door het afremmen van de macht van de adel transformeerde hij Frankrijk tot een sterke,
gecentraliseerde
staat. Zijn belangrijkste buitenlandse politieke doelen waren de macht van het
Oostenrijks
-
Spaanse
huis Habsburg
te beteugelen en Franse veiligheidsbelangen te behartigen in de
Dertigjarige Oorlog
. Hoewel hij een kardinaal was, aarzelde hij niet om allianties aan te gaan met
protestantse
heersers om zijn doelen te bereiken. Zijn ambtstermijn werd gekenmerkt door de Dertigjarige Oorlog die Europa overspoelde.
Richelieu werd ook beroemd vanwege zijn bescherming van de
kunsten
; vooral dan omdat hij de
Academie francaise
oprichtte, een
wetenschappelijk genootschap
op het gebied van de
Franse taal
. Richelieu is bekend onder de bijnaam
l'Eminence rouge
(de Rode Eminentie), vanwege de rode tint van een klerikaal kleed van een kardinaal en de
aanspreekvorm
'eminentie' voor een
kardinaal
.
Als een voorstander van
Samuel de Champlain
en het behouden van de
Noord-Amerikaanse
stad
Quebec
, richtte hij de
Compagnie des Cent-Associes
op en zag de terugkeer van Quebec naar Franse heerschappij onder Champlain door het Verdrag van Saint-Germain-en-Laye, nadat de vestiging werd veroverd door de
Kirkes
in 1629. Dit stond de kolonie uiteindelijk toe zich te ontwikkelen tot het hart van de Franstalige cultuur in Noord-Amerika.
Hij is een van de hoofdpersonen in het boek
De drie musketiers
van
Alexandre Dumas pere
en in de daaropvolgende verfilmingen. Hij wordt daarin afgeschilderd als een belangrijke
antagonist
en een machtige heerser, zelfs machtiger dan de koning, maar gebeurtenissen zoals de
Journee des dupes
laten zien dat zijn macht in feite zeer afhankelijk was van het vertrouwen dat de koning in hem stelde.
Richelieu werd als Armand Jean du Plessis geboren in de adellijke familie du Plessis. Zijn vader, Francois du Plessis, seigneur de Richelieu, kreeg in 1578 van
Hendrik III van Frankrijk
het bevel over de
marechaussee
[1]
, een voorloper van de politie en belast met het handhaven van orde en recht betreffende ernstige misdrijven aan het hof en in het hele koninkrijk. Hij was de eerste van de zogenaamde
"juges bottes" (gelaarsde rechters)
. Daardoor was het in 1588 zijn taak om na de moord op de gebroeders
de Guise
hun lichamen op een brandstapel te verbranden en hun as in de Loire te verstrooien, teneinde de schijn van wettelijkheid te redden. Hij werd kapitein in de koninklijke wacht van
Hendrik IV
, maar overleed toen de latere kardinaal pas vijf jaar oud was. Ook zijn moeder, Suzanne de la Porte de Vezins, was van adel. Zijn oudere broer
Alphonse-Louis
(1582-1653) werd eveneens kardinaal en aartsbisschop van
Aix-en-Provence
en later van
Lyon
. Hij had nog een broer, Henri (1580-1617), en twee zusters.
Aanvankelijk volgde Armand-Jean onderwijs op het College de Navarre, vanaf zijn negende jaar; later onderging hij een militaire opleiding tot officier. Zijn broer Alphonse was de beoogde
bisschop
van
Lucon
, de profijtelijke vaste bisschopszetel van de familie. Maar Alphonse werd
kartuizer
en kon als kloosterling geen bisschop worden. Daarom moest Armand zich voorbereiden op een kerkelijke loopbaan en ging hij studeren aan het College de Lisieux waar hij kandidaat in de theologie werd. Omdat hij altijd zwak en ziekelijk was geweest en hij graag studeerde, vond hij het niet erg om zijn militaire loopbaan in te ruilen voor een klerikale.
Op 21-jarige leeftijd werd hij tot bisschop van Lucon benoemd. Hij bleef in deze functie tot 1624 en werd in 1622 benoemd tot kardinaal. Richelieu toonde zich een ijverig en gewetensvol bestuurder en schreef tevens enkele belangrijke werken van pastoraal-theologische aard. Op het vlak van de godsdienstige polemiek streefde hij, in de lijn van de
jezuieten
, naar een vreedzame discussie met de protestantsgezinden, op grondslag van de Bijbel en de kerkvaders.
In 1614 werd hij afgevaardigde in de
Franse Staten-Generaal
en wist in de gunst te komen van de koningin-moeder, regentes
Maria de' Medici
, die hem in 1616 benoemde tot minister van Oorlog en Buitenlandse Zaken en
grootaalmoezenier
. Toen de jonge koning
Lodewijk XIII
zelf het roer in handen nam, wist Richelieu in 1620 de vrede tussen Lodewijk en diens moeder te herstellen, wat hem erkentelijkheid in het hele land opleverde en sedertdien nam zijn invloed aan het hof voortdurend toe. Na de dood van
Charles de Luynes
in 1621 werd hij in 1624 op voorspraak van koningin Maria eerste minister. Van dit ogenblik af werd het zijn doel het koninklijke gezag geheel te bevrijden van alle beinvloeding door familieleden en vazallen. Het was het begin van "
un grand regne sans un grand roi
". Richelieu had de feitelijke macht overgenomen.
In zijn
"Testament Politique"
(dat overigens pas voor het eerst in 1688 verscheen) vatte hij zijn doeleinden voor de koning samen: "De partij van de hugenoten ruineren, de trots van de groten [de adel] naar beneden halen, alle onderdanen terugbrengen naar hun plichten en de naam van de koning in het buitenland op het niveau brengen waar deze hoort". Volgens Jorg Wollenberg werd hij gedreven door zijn
katholieke
geloof en zag hij zichzelf volledig als een instrument van God, dat in Europa vrede en orde tot stand moest brengen; vrede en orde, die gegarandeerd moesten worden door Frankrijk.
Op het vlak van de buitenlandse betrekkingen wist hij de koning ervan te overtuigen de anti-Habsburgse politiek van zijn vader
Hendrik IV
weer op te nemen. Dat streven was zuiver rationeel bepaald door het staatsbelang: Frankrijk had al ruim een eeuw te maken met een als bedreigend ervaren omsingeling door de Duitse en Spaanse Habsburgers. Dat de Habsburgers op hun manier altijd het katholieke geloof hadden verdedigd, was niet doorslaggevend voor Richelieu. Hij sloot bondgenootschappen met
Karel I van Engeland
en met andere protestantse staten zoals de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
,
Denemarken
en
Zweden
. Ook in de binnenlandse verhoudingen ging hij pragmatisch te werk. Als hij de
hugenoten
bestreed, was dat alleen omdat dezen een staat in de staat dreigden te vormen, een gevaar dat hij wilde uitschakelen.
Toen de hugenoten in opstand kwamen, liet hij zijn relatief tolerante politiek varen. Hij leidde persoonlijk het
Beleg van La Rochelle (1627-1628)
en beperkte drastisch de politieke voorrechten van de protestanten, zoals die hun bij het
Edict van Nantes
in 1598 waren toegekend.
Intussen had Richelieu ook af te rekenen met een samenzwering van prinsen van den bloede: onder meer
Hendrik van Conde
, prins
Gaston van Orleans
(broer van de koning) en hun volgelingen. Hij liet
Alexander du Puy
gevangennemen. De koningin-moeder steunde deze klerikale adelspartij en trachtte haar invloed op Lodewijk XIII te herwinnen, hetgeen in de
journee des Dupes
(
11 november
1631
) mislukte. Maria de' Medici moest in ballingschap gaan, maar prins Gaston bleef complotteren. Richelieu beschikte over uiterst geraffineerde inlichtingen- en veiligheidsdiensten en over een privemilitie van lijfwachten. Teneinde de macht van de regering te versterken ten koste van de adel, hervormde Richelieu het Franse bestuur.
De reeds sinds 1618 woedende
Dertigjarige Oorlog
, waarin de Habsburgers om behoud van hun macht vochten, verliep voor de Fransen niet naar wens. Na de
Slag bij Nordlingen
(1634), waarbij de Duitse keizer
Ferdinand II
een overwinning boekte op de steeds in het geheim door de Fransen gesubsidieerde Zweden, sloten de Zweden een afzonderlijke vrede door middel van het
Verdrag van Praag
(1635). Daarop besloot Richelieu rechtstreeks in te grijpen. In 1635 brak er openlijke oorlog uit met Spanje, dat ook bij deze oorlog betrokken was; in 1636 ook met de Duitse keizer. Aanvankelijk hadden de Fransen wisselend succes; ze waren aan de winnende hand toen Richelieu in 1642 ernstig ziek werd en op 57-jarige leeftijd overleed.
Richelieu heeft ongetwijfeld de
absolute monarchie
van
Lodewijk XIV
voorbereid, alsmede het langdurige politieke, militaire en culturele overwicht van Frankrijk over
West-
en
Midden-Europa
. In 1635 heeft hij de
Academie francaise
een officiele status verleend.
Verwijzend naar zijn rode
cappa magna
luidde Richelieus bijnaam
l' eminence rouge
('de rode eminentie'). De
kapucijn
Pere Joseph (
Francois Leclerc du Tremblay
, 1577-1638) was een belangrijke vertrouweling van Richelieu. Zijn politieke invloed was daardoor groot, maar voor niet-ingewijden onzichtbaar. Vanwege zijn grijze kapucijnengewaad werd Pere Joseph aangeduid met de nog steeds gevleugelde term voor invloedrijke figuren op de achtergrond:
l'
eminence grise
('de grijze eminentie').
Kardinaal de Richelieu was een van de eersten die de media gebruikte om de vorstelijke politiek in binnen- en buitenland te verdedigen. In samenwerking met
Theophraste Renaudot
? een arts die hij op jonge leeftijd had leren kennen ? richtte hij in 1631 met goedkeuring van de koning de
Gazette
op. Het was een krant die in de eerste jaren vier tot twaalf pagina's telde en wekelijks verscheen in een oplage van ongeveer 3.000 exemplaren. Renaudot werkte voor de verspreiding van de krant samen met uitgevers in
Rouen
,
Lyon
,
Bordeaux
en
Tours
. Deze publicatie zou tot in de 20ste eeuw worden uitgegeven.
- Testament politique
(1688; uitgegeven door L. Andre, 1946)
- Lettres, instructions diplomatiques et papiers d'Etat
(uitgegeven door D'Avenel, 1853-1877)
- Maximes d'Etat
(uitgegeven door G. Hanotaux, 1880)
- Memoires
(uitgegeven door H. de Beaucaire, 1908 vv.): over de authenticiteit van dit werk bestaat onzekerheid; mogelijk zijn de
Memoires
niet door hem geschreven, maar wel onder zijn toezicht opgesteld en door hem nagelezen.
In het boek
De drie musketiers
van
Alexandre Dumas pere
speelt de kardinaal de rol van antagonist. Dat is minder het geval in het originele boek, dan in de vele verfilmingen. In het boek werkt de kardinaal de protagonisten weliswaar tegen, maar Alexandre Dumas pere maakt meerdere malen duidelijk dat de kardinaal wel degelijk het beste met Frankrijk voor heeft.
Dumas schreef een tweede boek getiteld
Le Comte de Moret; Le Sphinx Rouge
, waarin de kardinaal een positieve rol heeft, om duidelijk te maken dat het niet zijn bedoeling is hem te demoniseren. De verfilmingen van
De drie musketiers
benadrukken de slechte kanten van Richelieu, en zetten hem neer als een kwaadaardige intrigant die de koning ten val wil brengen om zelf de macht te grijpen.
- Volgens Emile Colombey zou Richelieu de courtisane
Ninon de Lenclos
eens 50.000
ecu
hebben aangeboden via een tussenpersoon, waarschijnlijk
Marion Delorme
. De Lenclos zou het aanbod echter hebben afgewezen.
[2]
- (
de
)
Jorg WOLLENBERG:
Richelieu. Statsrason und Kircheninteresse. Zur Legitimation der Politik des Kardinalpremier
. Pfeffersche Buchhandlung, Bielefeld (1977)
ISBN 9783880240205
; naar het frans vertaald als:
- (
fr
)
Jorg WOLLENBERG (vert. Edouard HUSSON):
Les Trois Richelieu. Servir Dieu, le roi et la raison
. Francois-Xavier de Guibert, Parijs (1995)
ISBN 9782868393784
- (
fr
)
Armand Jean du Plessis, duc de RICHELIEU (Francoise HILDESHEIMER, Ed.):
Testament politique de Richelieu
. Societe de l'Histoire de France/Champion, Parijs (1995)
ISBN 9782852034389
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
(
fr
)
Berce, Yves-Marie (1997): Richelieu: portrait d'un ambitieux, in Cornette, Joel, ed.:
La France de la Monarchie absolue
. L'Histoire. Parijs: Editions du Seuil. p. 127
- ↑
Correspondance authentique de Ninon de Lenclos
, bewerkt en ingeleid door Emile Colombey (1886; fotografische herdruk 1968)
|