Janwillem van de Wetering in 1982.
Jan Willem Lincoln van de Wetering
(
Hillegersberg
,
12 februari
1931
?
Blue Hill
(
Maine
),
4 juli
2008
[1]
) was een
Nederlandse
schrijver
,
zakenman
en avonturier. In
1984
werd hij bekroond met de Franse
Grand prix de litterature policiere
.
Van de Wetering maakte vooral naam met twee
boekenreeksen
: de Amsterdamse politiedetectives (en later privedetectives)
Grijpstra en De Gier
en een autobiografische
zen
-trilogie bestaande uit
De lege spiegel
,
Het dagende niets
en
Zuivere Leegte
. In zijn
fictie
- en
non-fictieboeken
verwerkte hij informatie uit zijn avontuurlijke leven in zes
werelddelen
.
Net als zijn lichtend voorbeeld
Robert van Gulik
schreef Van de Wetering ieder boek doorgaans tweemaal - in het
Engels
en in het
Nederlands
- waarbij hij de tekst aanpaste aan ieder lezerspubliek. Zijn boeken zijn in zo'n twintig andere talen vertaald. In het
Duits
verscheen elk in het Nederlands en Engels gepubliceerd
boek
en
essay
, maar ook bijvoorbeeld een
kinderboek
dat in geen van de originele
talen
is gepubliceerd.
Van de Wetering werd geboren in Hillegersberg, als zoon van een Rotterdamse zakenman die werkte voor
Internatio
. Zijn ouders hadden al drie dochters en een zoon. Van de Wetering was een nakomertje en scheelde met zijn oudste zus 18 jaar. Hij groeide op in het centrum van Rotterdam, maar toen hij tien was verhuisde de familie naar de villawijk
Hillegersberg
. In meerdere interviews noemt Van de Wetering het bombardement op Rotterdam in
1940
en het 'verdwijnen' van zijn
joodse
klasgenoten als vormende jeugdherinneringen. Hij meende dat een God die zoiets toeliet bedrog was en gooide uit woede stenen naar een Jezusbeeld. Een politieagent zag dat, greep hem bij zijn oor en vroeg "Waarom gooi jij stenen naar het beeld van Jezus?". Janwillem vertelde de reden, de agent dacht na, en liet hem gaan.
In de ouderlijke woning in Hillegersberg waren tijdens de
Tweede Wereldoorlog
Duitse
officieren gestationeerd.
Vanaf zijn jeugd droomde hij ervan schrijver te worden, maar het schrijven wilde lange tijd niet vlotten. Van de Wetering las veel. De dichter
Slauerhoff
, van wie hij een portretje op zijn kamer had hangen, was zijn favoriet. In de oorlogsjaren ging hij in Rotterdam naar de
HBS
maar hij voltooide die opleiding in 1948 aan het Christelijk Lyceum in
Zeist
. Om die reden woonde hij een jaar lang in bij het echtpaar Minderaa, in die tijd docenten Latijn en Grieks. Naar eigen zeggen deed hij daar niets anders dan lezen.
Onder druk van zijn vader begon Van de Wetering aan een studie in
Delft
, maar dat werd een groot fiasco. Plotseling was hij verdwenen; na een zoektocht werd hij teruggevonden in
Noord-Holland
, waar hij werkte als boerenknecht. Op aandringen van broer en zus en hun echtgenoten mocht hij zich inschrijven op
Nyenrode
, waar hij in
1951
zijn studie voltooide. Daarna werkte Van de Wetering in het bedrijf van een zakenrelatie van zijn vader. Vanaf
1952
was hij vertegenwoordiger van dat bedrijf in
Zuid-Afrika
. Na korte tijd in
Johannesburg
, vestigde hij zich in
Kaapstad
. Hij trouwde met de keramiste Bonnie Stewart Wynne, die ook na hun echtscheiding als
Bonnie van de Wetering
bekend bleef. Nadat Van de Wetering was ontslagen werkte hij korte tijd bij een andere firma, en vervolgens in een boekhandel. Naar eigen getuigenis experimenteerde hij met
alcohol
en
drugs
en was hij lid van een intellectuele bende. Uiteindelijk namen zijn depressies toe en probeerde hij
zelfmoord
te plegen, iets wat hij al vanaf zijn jeugd van plan was.
Na het overlijden van zijn vader in
1957
volgde Van de Wetering een studie
journalistiek
in
Londen
. Hij was ingeschreven als 'vrije student' en behaalde een diploma
Engelstalige
vaardigheid. Ook volgde hij colleges filosofie bij professor
Ayer
. Aanvankelijk zocht hij zijn heil in het
existentialisme
. Ayer zette hem op het spoor van het
boeddhisme
en raadde hem aan in Japan
zen
te gaan studeren. Tijdens een verblijf in
Cornwall
schreef Van de Wetering een roman over "een jongeman die het geluk nastreeft" in
Afrika
, maar omdat niemand in dit manuscript geinteresseerd bleek, gooide hij het weg.
In februari 1958 belde hij aan bij het
Daitoku-ji
-zenklooster in
Kioto
. Volgens
De lege spiegel
luidde hij per ongeluk een ceremoniele klok die alleen bij hoge feestdagen mocht worden geluid. Na een gesprek met de hoofdmonnik werd hij aangenomen voor een training. Van de Wetering woonde en leefde onder de barre omstandigheden die de zentraining eigen zijn. Vooral de meditatiesessies vielen hem zwaar en in het klooster wist men ook niet altijd wat men met deze vreemde buitenlander moest. Van de Wetering liep onder meer dronken door een wand van latjes en rijstpapier, maar de abt van het klooster bleef even vriendelijk. Na ongeveer een jaar in het klooster mocht hij intrekken bij
Walter Nowick
, een
Amerikaanse
gevorderde leerling van meester
Goto Zuigan
en diens opvolger onder wie Van de Wetering oefende:
Oda Sess?
.
Gedurende zijn verblijf in Japan raakte Van de Wetering bekend met de detectives van de Nederlandse sinoloog en diplomaat
Robert van Gulik
. Later in zijn leven schreef Van de Wetering een biografie over deze sinoloog en zette hij zich in voor de herpublicatie en vertaling van meerdere van diens boeken. Van de Wetering verkoos Robert van Gulik nooit te ontmoeten, naar eigen zeggen omdat hij hem mateloos aanbad.
Na zijn zen-ervaringen in Japan woonde Van de Wetering vier jaar in
Zuid-Amerika
. In de
Colombiaanse
hoofdstad
Bogota
werkte hij als manager bij een chemicalienbedrijf. Hier leerde hij de zeventienjarige Juanita kennen met wie hij in het huwelijk trad. In 1964 verhuisden ze, inmiddels met dochter, naar
Peru
en een jaar later naar
Australie
, waar hij respectievelijk in visnetten en onroerend goed handelde.
Van 1966 tot 1975 leidde hij een klein textielbedrijf in de binnenstad van
Amsterdam
. Tevens werd hij daar, ter vervanging van de militaire dienstplicht, lid van de
Vrijwillige Gemeentepolitie
, waar hij zeven jaar lang diende als agent en hoofdagent gedurende avonden en weekeinden. Hij haalde de brigadier- en inspecteurexamens, maar verkoos als agent het leven aan de zelfkant van dichtbij mee te maken. De ideeen voor zijn latere
Grijpstra en de Gier
-serie werden hem hier toegespeeld.
Hij belandde ten slotte in Amerika in een zengemeenschap in
Maine
, geleid door Walter Nowick, de Amerikaanse leerling die hij in Japan had ontmoet. Hierover bracht hij verslag uit in het tweede boek van zijn zentrilogie:
Het dagende niets - beschrijving van een eerste bewustwording in zen
. Na vier jaar verliet hij de gemeente en "iedere vorm van georganiseerde religie" en woonde tot zijn dood samen met vrouw en hond aan de kust van Noordoost-Amerika waar hij voer en soms ook vloog. Hij raakte bevriend met de in de Verenigde Staten wonende Nederlander
Leo Vroman
die zijn vakanties bij hem doorbracht.
[2]
In 2000 volgde Van de Weterings derde bundel in de zenserie:
Zuivere leegte
, over zijn bevindingen over en ervaringen met zen tot nu toe. Over zijn bestaan in Amerika werden twee uur-lange film-documentaires vervaardigd:
Der Kommissaris aus dem Kloster
(1991, Bayerische en Norddeutsche Rundfunk) en
To Infinity and Beyond
(2004, Boeddhistische Omroep Stichting). Tevens verscheen een korte documentaire in
Good Morning America
(CBS 1997).
In 1979 werd
Het lijk in de Haarlemmer Houttuinen
door
Wim Verstappen
verfilmd onder de titel
Grijpstra en De Gier
, met
Rijk de Gooyer
en
Rutger Hauer
in de hoofdrollen. In 1987 volgde
De ratelrat
onder
dezelfde naam
, eveneens door Verstappen, met in de hoofdrollen Rijk de Gooyer en
Peter Faber
.
In 1999 verscheen een Duitse speelfilm,
Der blonde Affe
, van regisseur
Thomas Jauch
, gebaseerd op
De blonde baviaan
. Meerdere Grijpstra & De Gier-verhalen zijn verfilmd voor de Duitse televisie. Ook zijn geregeld door Van de Wetering geschreven hoorspelen op de Duitse radio te beluisteren.
Vanaf
19 maart
2004
werd een
televisieserie
door
RTL 4
uitgezonden, gebaseerd op de personages Grijpstra en De Gier. In de Verenigde Staten werd het oorspronkelijke Stekel Charlie-verhaal uitgezonden door
CBS
.
Van de Wetering was over het algemeen blij met de verfilmingen van zijn boeken. Wel vond hij dat de regisseurs weinig begrip hadden voor de pogingen tot onthechting van zijn hoofdpersonen, die ze zouden verwarren met onverschilligheid.
Uitspraken uit een interview met Ivan Sitniakowsky
[3]
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
- Op de vraag hoe hij denkt over de personages in "Grijpstra en de Gier": "...De commissaris is wat ik zou willen bereiken, De Gier wat ik zou willen zijn en Grijpstra is de Nederlandse erfmassa die ik nu al 48 jaar met me meezeul..."
- 'Hoe kwam je eigenlijk aan de figuren van Grijpstra en de commissaris?': "...Grijpstra had ik oorspronkelijk als een zeer onsympathieke figuur bedoeld, die als tegenwicht zou fungeren voor de beminnelijke De Gier. De man ontpopte zich evenwel als een alleraardigste burgerman die meer in evenwicht was en het beter bedoelde dan onze Held. De commissaris komt eigenlijk pas in het tweede boek
Buitelkruid
ter sprake. Hij is een combinatie van mijn vader, een van de Zenmeesters die ik heb meegemaakt, en de toenmalige hoofdcommissaris Sanders. Maar toen ik hem eenmaal had geschapen had ik hem al gauw niet meer in de hand."
- Over zijn schrijverschap: "...Ik wilde ook schrijver worden, maar dan moet je wel kunnen schrijven. Helaas lukte dat niet meteen. Ik schreef wel, maar ik kwam nooit veel verder dan een slecht in elkaar zittend begin met mogelijkheden. De wens is echter in mij blijven leven, en de aanhouder wint. Uiteindelijk kwam het dan toch, die vondst van Grijpstra en De Gier, maar dat was maar een gedeelte. Sindsdien heb ik op andere terreinen ook van alles opgeschreven."
- Over het weggooien van een complete roman: "Die schreef ik op mijn 28ste. Hij was niet goed, veel te lang, het zeurde maar door. Ik werd er zelf niet goed van. Als oefening was het aardig nuttig, maar het enige spectaculaire eraan was de witte streep van al die velletjes in het kielzog van een vrachtboot in de Javazee bij volle maan. Kijk, dat was aardig. Je moet de mooie omstandigheden weten uit te kiezen."
- 1977
De kleine uil
(vervangt
En samen kwamen ze heel ver
)
- 1980
Stekel Stavast en de rode hoed
(vervangt
De rode hoed
)
- 1988
Stekel Stavast
- 2001
Stekel Charlie
- 2001
Eugen Eule und der Fall des verschwundenen Flohs
- 1980
Op zoek naar het ongerijmde
: korte verhalen en een interview met de schrijver
- Vrijwel compleet vervangen door
Een aflopende geschiedenis
en
De doosjesvuller
- 1981
Een vrouw van zeven voet
: 16 verhalen over zeer uiteenlopende onderwerpen
- 1982
De vlinderjager
- 1982
Een zenuwzinking
(vervangt
Fris en vrolijk
)
- 1982
Een kleine vergissing
- 1982
Het veilige gevoel
[4]
[5]
[6]
- 1984
Een aflopende geschiedenis
- Bevat o.a. het proza uit
Op zoek naar het ongerijmde
, 1980
- 1984
Moord op afstand
(stripboek; met
Paul Kirchner
)
- 1984
Brief uit het dodenrijk
(Oosterse griezel- en misdaadverhalen gekozen, vertaald, ingeleid en uitgebreid door Janwillem van de Wetering)
- 1986
Sherlock Holmes in Holland en andere nieuwe Nederlandse misdaadverhalen
(met
Martin Koomen
,
Theo Joekes
e.a.)
- 1987
Aap
(Navertelling van een klassieke Chinese roman uit de 16e eeuw)
- 1997
Judge Dee Plays His Lute: A Play and Selected Mystery Stories
- 2004
Die entartete Seezunge
- Nederlands:
Buiten het oneindige
,
De Brakke Hond
Nr 80 (2003), pag. 127-177
- 1972
De lege spiegel: Ervaringen in een Japans Zen-klooster
- 1974
Het Dagende niets: Beschrijving van een eerste bewustwording in Zen
- 1980
Een Oosterse Huivering: 13 verhalen die zich alle in het Verre Oosten afspelen, verzameld, vertaald en uitgebreid met eigen werk (Bij wijze van inleiding, Spelevaren en Een kleine vergissing) door J.W. van de Wetering
- 1984
De doosjesvuller en andere vondsten
- Vervangt non-fictie in
Op zoek naar het ongerijmde
, 1980
- 1985
Waar zijn we aan begonnen?
(met prof. dr.
Hans van Rappard
)
- 1989
Robert van Gulik: zijn leven, zijn werk
- 2000
Zuivere leegte: Ervaringen van een respectloze Zenleerling
- The Way Life Should be - Maine: Coastline on a clean, cold sea
. The Nation, september 1 & 8 2003
Bronnen, noten en/of referenties
|