Jan III van Egmont met zijn vrouw Magdalena van Werdenburg.
Jan III van Egmont
, (
Hattem
,
3 april
1438
?
Egmond
,
21 augustus
1516
), bijgenaamd
Manke Jan
, was
heer van Egmont
, Baer, Lathum, Hoogwoude en Aarstwoude en heer van
Purmerend, Purmerland en Ilpendam
. Hij was ook
stadhouder
van
Holland
,
Zeeland
en
West-Friesland
. Hij was de eerste persoon in die deze functies uitvoerde onder de
Habsburgers
. Voorheen vielen deze functies onder het gezag van de
Bourgondiers
.
Jan was de oudste zoon van
Willem IV van Egmont
en
Walburga van Meurs
. Zijn vader was de jongere broer en voornaamste raadgever van
Arnold van Egmont
, hertog van
Gelre
.
Net als zijn vader steunde Jan van Egmont de Bourgondisch-Habsburgse vorsten in de strijd om het
hertogdom Gelre
. Toen de Bourgondische hertog
Karel de Stoute
in
1473
de macht in Gelre verwierf, stelde hij Jan aan als baljuw van
Zutphen
. In
1474
werd hij tevens tot baljuw van West-Friesland benoemd. Eind juni
1474
werd hij bovendien gouverneur van
Arnhem
.
Omwille van zijn leiderschap van de Kabeljauwse factie (zie
Hoeken en Kabeljauwen
) werd Jan op
5 augustus
1483
door
Maximiliaan I van Oostenrijk
aangesteld als
stadhouder
van
Holland
,
Zeeland
en
West-Friesland
, een functie die hij bleef vervullen tot
19 november
1515
, de datum waarop hij ontslag nam.
De goede verstandhouding met het Habsburgse huis bleek ook uit het huwelijk dat Jan in
1484
aanging met
Magdalena van Werdenburg
, een nicht van Maximiliaan van Oostenrijk. In 1486 werd Jan verheven tot graaf van Egmont. Dit hield in dat de heren van Egmont vanaf dat moment geen leenman meer waren van de graaf van Holland maar als rijksgraaf direct onder de keizer van het Heilige Roomse Rijk vielen.
Hij werd in
1491
gekozen als ridder in de
Orde van het Gulden Vlies
.
In november 1488 brak in zijn territoir een Hoekse opstand uit in navolging van het Vlaams verzet tegen het regentschap van Maximiliaan I. De
Jonker Fransenoorlog
breidde zich vanuit Zeeland uit naar het zuiden van Holland, waar vanuit Rotterdam plundertochten werden gehouden. Jan omsingelde de stad en zette de vaarwegen af, waarmee hij de rust in de omgeving herstelde. Toen de Hoeken ten slotte de stad ontruimden, achtervolgde hij hen naar Zeeland, waar hij hen versloeg en daarmee een einde maakte aan de Hoekse en Kabeljauwse Twisten.
In
1491
werd Jan geconfronteerd met een boerenopstand in West-Friesland. De opstandelingen hadden het voorzien op de hoge belastingen, die zij door de economische crisis niet meer konden opbrengen. Het lukte de stadhouder niet het oproer met vage beloftes te bezweren. De burgers van
Alkmaar
voegden zich in
1492
bij de boeren en samen veroverden ze
Haarlem
.
Jan van Egmont riep de
hertog van Saksen
te hulp. Deze stuurde een leger onder Witwolt von Schaumburg, dat de West-Friezen in
Heemskerk
in de pan hakte. Deze episode wordt de
opstand van het Kaas- en broodvolk
genoemd.
Enkele portretten van Jan van Egmont worden bewaard in het
Rijksmuseum Amsterdam
en het
Centraal Museum
te Utrecht. Een diptiek, geschilderd door de
Meester van Alkmaar
, waarop Jan samen met zijn echtgenote staat afgebeeld, wordt bewaard in het
Metropolitan Museum of Art
te New York.
Jan van Egmont was de vader van bisschop
George van Egmont
van
Utrecht
.
Familiewapen
Jan III had een verhouding had met een zekere Josina van Waervershoef met wie hij een zoon had genaamd Allert (of Albert) Groot
[1]
Jan trouwde in
1484
met
Magdalena van Werdenburg
.
Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren, waaronder:
Bronnen, noten en/of referenties
- Gent, M. van, ‘Jan van Egmond: een Hollands succesverhaal’,
Handelingen van de Koninklijke kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen
95 (1991) 259-269.
- Gent, M.J. van, ‘Pertijelike saken’.
Hoeken en Kabeljauwen in het Bourgondisch-Oostenrijkse tijdperk
(Den Haag 1994).
- Braake, S. ter
Met recht en rekenschap. De ambtenaren van het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in de Habsburgse tijd, 1483-1558
(Hilversum 2007).
- ↑
Genealogie der Heren en Graven van Egmond, Dr A.W.E. Dek
|