James George Frazer
(
Glasgow
,
1 januari
1854
?
Cambridge
,
7 mei
1941
) was een
Schotse
antropoloog
. Hij is een van de voorlopers van de moderne
culturele antropologie
.
Frazer begon zijn studies aan de universiteit van Glasgow. Nadien was hij een leerling van de antropoloog
Edward Burnett Tylor
(1832-1917) aan het
Trinity College
te
Cambridge
, waar hij klassieke talen had gestudeerd. Frazer doceerde bijna zijn hele leven te Cambridge.
Tylors beroemde
Primitive Culture
(1871) inspireerde Frazer. Hij bestudeerde de
mythe
van
Diana
en
Verbius
, de cultus van de gouden tak rond een boom, met een priester die enkel kon vervangen worden door een rivaal die hem doodde.
Rond het begin van de
20e eeuw
bestond er in de
antropologie
grote belangstelling voor de studie van
magie
en
religie
. Het meest invloedrijke werk werd Frazers
The Golden Bough
. A study in magic and religion
, een monumentaal overzicht van gewoonten en gebruiken bij volkeren over de gehele wereld. Frazer beschreef de relatie tussen magie, wetenschap en religie in evolutionaire termen: magie was in de evolutie van de menselijke geest de eerste fase, en uiteindelijk zouden zowel magie als religie (gegroeid uit de 'fouten' van de magie) vervangen worden door wetenschap. Frazer probeerde zijn veelomvattende werk vooral in het licht van
verbanden
tussen die gewoonten en gebruiken te presenteren; en hoewel een aantal van de geboden inzichten thans niet meer wordt onderschreven, had
The Golden Bough
enorme invloed, ook buiten het vakgebied van de antropologie.
Het is overigens bij lange na niet Frazers enige werk; hij publiceerde zeer veel op zijn vakgebied, maar vertaalde ook de
Oudgriekse
auteur
Pausanias
(1898). Om
The Golden Bough
is hij echter beroemd gebleven.
The Golden Bough
(1890-1922) telde in de onverkorte versie ten slotte 12.000 bladzijden, werd vele malen en in vele vormen herdrukt, en is ook deels in het Nederlands vertaald als
De gouden tak
. Dit boek vormde lange tijd het basiswerk voor
cultureel-antropologen
. Het is van een hoog literair gehalte. Het werk accentueert, en suggereert, overeenkomsten en parallellen. Het is geordend volgens thema’s zoals weercontrole, en cyclische verschijnselen zoals landbouw, maar ook dood en (weder)opstanding: dood van de oude koning en komst van de nieuwe; dood en herrijzenis van goden, bijvoorbeeld die van de oogst.
De verbanden die in het werk worden gelegd, zijn van verschillende aard:
- thematisch
: van vele verschijnselen wordt de cycliciteit benadrukt (het karakter van een kringloop), waardoor vaak verrassende verbanden aan de dag treden
- synchroon
: verschijnselen in de ene cultuur worden vergeleken en in verband gebracht met verschijnselen elders, waardoor overeenkomsten tussen die verschijnselen worden gesuggereerd
- diachroon
: van oorspronkelijk magisch/religieuze gebruiken worden
survivals
, overblijfselen in de eigentijdse cultuur aangegeven, en zo blijken oeroude gewoonten voort te leven in bijvoorbeeld kinderversjes, in de Amerikaanse "corn dollies", in traditionele vuren.
The Golden Bough
is naar zijn intentie een antropologisch werk, dat mythen, gebruiken en overleveringen over de gehele wereld beschrijft en overzichtelijk presenteert, en is tegelijkertijd zeer verzorgd geschreven, literair in de gunstige, ongedwongen zin van dat woord. Frazers blijvende invloed is wellicht groter op literair gebied dan op antropologisch, waar werk van latere antropologen als
Bronisław Malinowski
en
Margaret Mead
tot nieuwere opvattingen heeft geleid.
Het is deels door Frazers literair meesterschap dat het werk in de schone letteren weerklank heeft gevonden, maar niet alleen daardoor. Terwijl het een uiterst erudiet overzichtswerk was, won het de lezer tegelijkertijd voor de charme van de "primitieve" verbeeldingskracht.
In literaire werken komen verwijzingen dan ook veelvuldig terug. De twaalfdelige derde editie (1911-1915) was van groot belang voor
T.S. Eliots
modernistische
en enorm invloedrijke gedicht
The Waste Land
(1922). Dat werk kwam uit in hetzelfde jaar waarin de eendelige uitgave van
The Golden Bough
verscheen. Ook bijvoorbeeld in de
intertekstualiteit
van
Angus Wilsons
postmoderne
As If by Magic
(1973) zijn duidelijk (structuur)elementen te onderkennen die een bewuste verwijzing naar Frazers werk vormen.
Evenzo zijn verbanden gepostuleerd met de
Heilige Graal
, het ritueel en de romance van de zoektocht.
Er zouden echter talloze andere voorbeelden te noemen zijn van werk, door Frazer beinvloed.
Er is zelfs een literair-kritische school, die van de
mythenkritiek
, eigenhandig geschapen door de Amerikaanse literair criticus
Northrop Frye
. Het zou te ver gaan om te beweren dat Fryes werk, dat mythische structuren in ieder literair werk beoogt bloot te leggen, teruggaat op het werk van Frazer; verbanden zijn echter wel te onderkennen, en Frye verwijst bij herhaling naar Frazer.
Ook de Franse filosoof
Rene Girard
werd door het werk van Frazer geinspireerd. Behalve op de literatuur heeft Girard zijn aandacht zich onder meer gericht op antropologie en het sacrale, en heeft hij zich onder meer met
Claude Levi-Strauss
beziggehouden. Deze onderwerpen vormen raakvlakken met Frazers werk.
- Frazer, James
(1890-1922),
The Golden Bough
, onder meer in Penguin Books; Nederlandse vertaling (selectie):
De gouden tak
- Frye, Northrop
(1957),
Anatomy of Criticism. Four essays
- Gimbutas, Marija
(1991),
The Civilization of the Goddess
- Sampson, George
(1972
3
),
The Concise Cambridge History of English Literature
- Trilling, Lionel
(1961), "On the Modern Element in Modern Literature", in:
Partisan Review
; herdrukt als "On the Teaching of Modern Literature", in:
Beyond Culture
(1965)