Internationaal recht
is meestal
internationaal publiekrecht
,
volkenrecht
of
volkerenrecht
,
[1]
het
recht
dat geldt tussen
staten
onderling. Binnen het internationaal recht vormt het
Europees recht
een zodanig eigen categorie dat de bestudering ervan een zelfstandige discipline is.
Internationaal recht mag niet worden verward met
rechtsvergelijking
, waarbij verschillend nationaal recht met elkaar wordt vergeleken.
Hoewel internationaal
privaatrecht
ook onderdeel uitmaakt van het internationaal recht, wordt meestal het internationaal
publiekrecht
bedoeld als over internationaal recht gesproken wordt. Het
internationaal privaatrecht
omvat de regels die binnen een nationaal rechtsbestel moeten worden toegepast om te kunnen bepalen welk recht van toepassing is op een (privaatrechtelijke) aangelegenheid waarbij personen van meerdere
nationaliteiten
betrokken zijn.
Als
rechtssubject
van het internationale recht gelden in de eerste plaats
staten
. Het is het recht van de staten onderling. Daarnaast bezitten van oudsher een aantal internationale organisaties zoals de
Maltezer orde
en de
Heilige Stoel
internationale rechtssubjectiviteit. Dit geldt ook voor het
Rode Kruis
.
In de twintigste eeuw is men daarnaast in bepaalde gevallen ook natuurlijke personen en rechtspersonen gaan rekenen tot subjecten van internationaal recht. Hierbij kan gedacht worden aan personen die, verdacht van
oorlogsmisdrijven
, berecht worden voor internationale hoven, zoals bij de
Neurenbergse processen
of voor het
Joegoslavie-tribunaal
.
In het volkenrecht ontbreekt in de meeste gevallen een orgaan dat de regels kan handhaven en dus kan optreden tegen schending van de regels. Staten zullen dan zelf maatregelen moeten treffen, bijvoorbeeld door het treffen van sancties, zoals een
handelsboycot
. Dergelijke unilaterale vormen van
rechtshandhaving
komen feitelijk neer op eigenrichting, een vorm van rechtshandhaving die in het nationale recht doorgaans niet toegestaan is. Is sprake van een (dreigende) schending van de internationale vrede en veiligheid, dan is er wel een internationaal orgaan bevoegd om op te treden, namelijk de
Veiligheidsraad
van de
Verenigde Naties
. Dit orgaan kan dan dwangmaatregelen treffen. Die zijn bindend voor alle staten en kunnen onder andere het inzetten van troepen inhouden.
Er is ook een aantal
internationale gerechtshoven
die door staten dan wel in het algemeen dan wel ten aanzien van een bepaald geschil of misdrijf worden erkend, waaronder:
Het internationaal publiekrecht kent verschillende rechtsbronnen. Een uitputtende lijst bestaat niet, maar aangenomen wordt dat de bronnen die in het Statuut van het Internationale Gerechtshof genoemd worden een weerspiegeling vormen van de internationale rechtsbronnen. In artikel 38 van het Statuut worden genoemd:
Als hulpmiddelen noemt artikel 38 ook nog twee subsidiaire bronnen:
Als alternatieve rechtsbron voegt lid 2 van artikel 38 toe:
- Ex aequo et bono
(het billijkheidsbeginsel).
Daarnaast gelden besluiten van internationale organisaties ook als rechtsbron voor de staten die partij zijn bij de betreffende organisatie. Ook worden eenzijdige handelingen en verklaringen van staten vaak als rechtsbron genoemd. Het internationaal gerechtshof heeft deze bron in de Franse kernproef-zaak onder voorwaarden erkend, daarbij is voornamelijk doorslaggevend of een staat de bedoeling had zichzelf aan zijn verklaring te binden.
[2]
Naast deze bronnen wordt er ook een verschil gemaakt naar het karakter van de bronnen. Sommige bronnen hebben daarbij een karakter dat afwijkt van de normale regels, het gaat daarbij om onder andere:
- Ius cogens
. Artikel 53 Weens Verdragenverdrag omschrijft een
ius cogens
-norm als:
een norm die aanvaard en erkend is door de internationale gemeenschap van Staten in haar geheel als een norm, waarvan geen afwijking is toegestaan en die slechts kan worden gewijzigd door een latere norm van algemeen volkenrecht van dezelfde aard.
Het gaat hier dus om dwingend recht.
- Erga omnes
. In de Barcelona Traction-zaak maakt het Internationaal Gerechtshof dit verschil tussen verplichtingen die een staat alleen bindt in relatie tot een andere staat en verplichtingen van staten die tegenover iedereen (
erga omnes
) gelden.
[3]
Van deze bronnen spelen verdragen de belangrijkste rol, omdat het staten (en internationale organisaties) de mogelijkheid geeft zo nauwkeurig mogelijk afspraken vast te leggen. In veel opzichten lijkt een verdrag dan ook op een contract in de nationale rechtsorde.
In de meeste landen moet een internationaal verdrag door de
volksvertegenwoordiging
uitdrukkelijk of
stilzwijgend
worden goedgekeurd. Daarna vindt ratificatie door de staat zelf plaats. Daarna zijn de verdragsstaten zowel intern (tegenover de burgers) als extern (tegenover de andere verdragsstaten) gebonden.
Staten kunnen echter ook gebonden worden aan andere normen dan verdragen. De meest voorkomende is het gewoonterecht, een bron die in het
Nederlands recht
een veel geringere rol heeft.
Hoewel er van internationaal publiekrecht in de moderne zin pas echt kan worden gesproken vanaf ongeveer de 16e eeuw, gaan veel
rechtshistorici
terug tot de
Griekse
en
Romeinse
tijd, waarbij de oorsprong van het moderne volkenrecht wordt gezocht in het Griekse publiekrecht en het Romeinse concept van
ius gentium
, het recht dat de betrekkingen tussen Romeinse en niet-Romeinse burgers regelde.
Pas sinds de
Vrede van Munster
in 1648 (waarin het principe van de
staatssoevereiniteit
zou zijn neergelegd) wordt echt gesproken van internationaal recht. Hoewel dit feitelijk niet het geval is, is het moderne begrip van staatssoevereiniteit wel pas sinds de laatste helft van de zeventiende eeuw tot ontwikkeling gekomen. Op dit begrip is het gehele moderne volkenrecht gestoeld.
Niettemin kunnen de eerste aanzetten tot ontwikkeling van dit begrip al eerder worden aangetroffen, en wel in de werken van de Spaanse theologen
Francisco de Vitoria
(1480-1546) en
Francisco Suarez
(1548-1617) en vooral de Spaanse jurist
Fernando Vazquez de Menchaca
(1512-1569) uit de 16e eeuw. In 1625 volgt
Hugo Grotius
met zijn
De iure belli ac pacis
, de eerste systematische uiteenzetting van het volkenrecht, vooral gericht op het recht van oorlog en vrede. Grotius is echter ook belangrijk daar hij het volkenrecht gedeeltelijk ontdoet van zijn
natuurrechtelijke
basis, en erkent dat staten onderling ook recht kunnen creeren (ius voluntarium).
In de 17e en 18e eeuw bleef in de wetenschap vooral het
natuurrecht
dominant, onder andere in de geschriften van
Samuel von Pufendorf
en
Christian Wolff
, maar in de tweede helft komt er een kentering in de richting van het
positivisme
, dat de juridische doctrine afleidt uit de statenpraktijk in plaats van uit algemene
categorieen
of
axioma
's. Daarnaast kwam het internationale recht tijdens de 18e eeuw steeds meer onder druk te staan vanwege de gespannen verhoudingen tussen grootmachten zoals
Frankrijk
,
Pruisen
,
Groot-Brittannie
,
Rusland
en
Oostenrijk
. De spanning tussen de principes van het recht en de noodzaak van machtspolitiek komt goed naar voren in
Emer de Vattels
Du Droit des Gens
(1758).
Immanuel Kant
pleit daarom aan het einde van de eeuw in zijn geschriften
Zum ewigen Frieden
(1795) en de
Metaphysik der Sitten
(1797) voor een nieuwe basis voor het volkenrecht.
Vanaf 1850 is op deelgebieden de opkomst van internationale organisaties waar te nemen. Er wordt gestreefd naar geschillenbeslechting en bepaalde regels van internationaal gewoonterecht worden gecodificeerd. Maar in de politieke praktijk viert het
nationalisme
hoogtij. Er is dan ook veel verzet als de Russische tsaar in 1899 en 1907 de
Haagse vredesconferenties
bijeenroept. Beperkingen aan het
oorlogsrecht
en
internationale arbitrage
zijn echter wel eerste stappen op de ontwikkelingen van de
20e eeuw
.
Na de
Eerste Wereldoorlog
werd een poging gedaan om het internationale recht een nieuwe basis te geven, wat echter niet mogelijk bleek. Het
Handvest van de Verenigde Naties
(1945) bevestigde de internationale juridische verhoudingen waarin het staatssoevereiniteitsbegrip centraal bleef staan.
In de geschiedenis van het volkenrecht zijn (vooral volgens enkele Duitse auteurs zoals
Wilhelm Grewe
en Karl-Heinz Ziegler) verschillende periodes te onderscheiden, zoals het Spaanse tijdvak (1494-1648), het Franse tijdvak (1648-1789/1815), het Engelse tijdvak (1789/1815-1919) en de moderne tijd, beheerst door de Verenigde Staten.
Vaak zijn nieuwe tijdvakken in deze geschiedenis verbonden aan grote verdragen, die de nieuwe verhoudingen voor onbepaalde tijd vastleggen. Zo zijn er de eerdergenoemde verdragen van
Westfalen
(1648), de verdragen van
Rijswijk
(1697) en
Utrecht
(1713),
Wenen
(1814-1815),
Versailles
(1919) en San Francisco (Handvest van de Verenigde Naties, 1945).
- Koskenniemi, M.
(2001):
The Gentle Civilizer of Nations. The Rise and Fall of International Law, 1870?1960
.
ISBN 0521548098
- Kooijmans, P.H.
(2002):
Internationaal publiekrecht in vogelvlucht
, Kluwer
- Orakhelashvili, A.
(ed.) (2011):
Research Handbook on the Theory and History of International Law
, 2011.
ISBN 0857932950
- Nollkaemper, A.
(2018):
Kern van het internationaal publiekrecht
, Boom
Bronnen, noten en/of referenties
|