De
Indische bruinvis
(
Neophocaena phocaenoides
) is een
walvis
uit de familie der
bruinvissen
(Phocoenidae). Hij komt voor in de
Aziatische
kustwateren en in verscheidene grotere rivieren. Het is de enige soort uit het geslacht
Neophocaena
.
De Indische bruinvis verschilt van de andere bruinvissen door het bolle, sterk gewelfde voorhoofd en het ontbreken van de
rugvin
. In plaats daarvan heeft hij een lage, bobbelige kiel in het midden van de rug met enkele wratachtige uitsteeksels. De
flippers
zijn slank en licht gebogen, en de staart is sikkelvormig. De bek is kort en ietwat toegespitst. Zowel de boven- als de onderkaak heeft 13 tot 22 paar schopvormige tanden. De huid is lichtgrijs gekleurd, met een lichter gekleurde buik. Hij kan een donkere kinriem hebben. Veel dieren, ongeveer de helft, heeft lichtroze ogen.
Hij wordt 140 tot 200 cm lang en 30 tot 80 kg zwaar. Mannetjes zijn meestal groter dan vrouwtjes: mannetjes worden meestal 150 tot 190 cm, vrouwtjes 140 tot 170 cm.
De Indische bruinvis leeft in de tropische en gematigd warme wateren van de
Indische
en Westelijke
Stille Oceaan
, van de
Perzische Golf
tot
Java
en
Borneo
en meer noordelijk via de
Zuid-Chinese Zee
tot
Japan
en
Korea
. Hij leeft over het algemeen in de ondiepe kustwateren, en wordt geregeld waargenomen in
estuaria
en
mangroves
. Ook zwemt hij geregeld grotere, troebele rivieren op. Een populatie leeft permanent in de
Jangtsekiang
, waar ze tot 1600 km landinwaarts kunnen worden aangetroffen. Soms zwemt hij ook de open zee op, maar ze blijven altijd binnen vijf kilometer van de kust.
De Indische bruinvis leeft meestal in paartjes, maar ook alleen of in kleine groepjes, meestal bestaande uit drie tot vijf dieren. Soms worden groepen van rond de tien dieren waargenomen, een enkele keer zelfs meer dan vijftig dieren. Het gaat hier altijd om zeer voedselrijke gebieden. Onder water beweegt hij zich snel en behendig voort. Tijdens de jacht blijft hij meestal minder dan een minuut onder water. Soms richt de Indische bruinvis op uit het water, net als verscheidene soorten
baardwalvissen
, om de omgeving in de gaten te houden ("
spyhoppen
").
Hij voedt zich met
vissen
,
weekdieren
als
inktvissen
en
zeekatten
en
kreeftachtigen
als
garnalen
. Tijdens de jacht maakt hij gebruik van
echolocatie
. Hij jaagt meestal op bodemdieren, maar ook op scholenvissen. Door het volgen van deze scholen ontstaan korte seizoensgebonden trekbewegingen.
Een jong wordt in het begin van de zomer geboren, na een
draagtijd
van elf maanden. Het is bij de geboorte zo'n zestig cm lang. Het jong houdt zich soms vast aan de kiel op de rug van de moeder. De
zoogtijd
duurt zes tot vijftien maanden. De
levensverwachting
wordt geschat op 23 jaar.
Er zijn drie
ondersoorten
:
Er is te weinig informatie bekend over de aantallen Indische bruinvissen om te kunnen zeggen of de soort al dan niet bedreigd is. De soort leeft in de dichtbevolkte kustgebieden van Azie, en dat zal waarschijnlijk invloed hebben op de aantallen dieren. De soort raakt soms verstrikt in visnetten en komt in botsing met schepen. Dat laatste is waarschijnlijk een groot probleem in de wateren rond
Hongkong
. De Indische bruinvis wordt slechts in enkele gebieden bejaagd, en zelden in grote aantallen.
De ondersoort uit de Jangtsekiang (
N.p. asiaeorientalis
) is een
bedreigde soort
. Door
overbevissing
, onder andere door het (illegaal) elektrisch vissen, waarbij waarschijnlijk ook Indische bruinvissen direct worden gedood, en de aanleg van verscheidene
dammen
in de rivier is het aantal teruggelopen tot circa 1000
[2]
dieren. Hij deelt de rivier met de
Chinese vlagdolfijn
(
Lipotes vexillifer
), die over het algemeen wordt beschouwd als de meest bedreigde walvisachtige. De populatie in de Zuid-Chinese Zee heeft te lijden onder
habitatvernietiging
door
landwinning
,
baggeren
en
vervuiling
.
In Japan wordt de soort in gevangenschap gehouden. Hij heeft zich hier ook voortgeplant.
Bronnen, noten en/of referenties
|