Hendrik II van Borselen
(~
1404
-
slot Zandenburg
15 maart
1474
) was
heer
van Veere en Zandenburg, Vlissingen, Westkapelle, Domburg, Brouwershaven en graaf van Grandpre. Hij werd
Monsieur De La Vere
genoemd. Hij was een zoon van
Wolfert V van Borselen
. Na de
Zoen van Delft
in
1428
werd hij lid van de
Raad van 9 edelen
.
Na de dood van zijn vader stond hij aanvankelijk nog onder voogdij. In
1429
trouwde hij met Johanna van Halewijn. Vanaf
1433
was
Filips de Goede
officieel de graaf van Holland en Zeeland, maar deze moest wel degelijk rekening houden met de macht van Hendrik II. Deze bezat een eigen koopvaardijvloot en voerde op eigen houtje kaperoorlogen, maar had ook een machtige positie op Walcheren.
Zijn aanzien strekte zich uit tot ver buiten Zeeland. In
1444
wist hij zijn zoon
Wolfert VI van Borselen
in het huwelijk te laten treden met prinses
Maria Stuart
, dochter van koning
Jacobus I van Schotland
. Zijn dochter Margaretha trouwde met
Lodewijk van Gruuthuse
.
In
1445
werd hij ridder in de
Orde van het Gulden Vlies
.
Karel VII van Frankrijk
stelde hem in
1446
aan als
lieutenant general sur le fait de la guerre de la mer
.
In 1427 kreeg Hendrik een toezegging van belening van graaf
Filips de Goede
voor de steden
Vlissingen
,
Westkapelle
en
Domburg
, die voorheen in bezit waren geweest van Lodewijk, de Bastaardzoon van graaf
Willem VI van Holland
. Na de
Zoen van Delft
in 1428 werd Lodewijk echter weer in zijn rechten hersteld, en werd de toezegging aan Hendrik kennelijk genegeerd. Desondanks liet Hendrik zich in de jaren 1438-1441 in tal van oorkonden aanduiden als heer van Veere, Zandenburg en Vlissingen. Na de dood van Lodewijk in 1440 verzocht Hendrik graaf Filips de Goede hem alsnog in het bezit van de drie steden te stellen. Filips ging hier niet op in en beleende zijn bastaardzoon
Cornelis van Bourgondie
met Vlissingen, Westkapelle en Domburg. Hendrik zijn aanspraken werden afgekocht voor 1000 pond
groot
. Ook na het overlijden van Cornelis in 1452 kwam Hendrik net in aanmerking. Filips verpachtte Vlissingen, Westkapelle en Domburg voor negen jaar aan
Adriaan van Borselen
van Brigdamme, een verre achterneef van Hendrik. In
1453
kreeg Hendrik alsnog zijn zin. Filips de Goede verpandde - om geld te verkrijgen voor de onderdrukking van de
Gentse Opstand
- voor 17 jaar Vlissingen, Westkapelle en Domburg aan Hendrik voor 12000 gouden schilden. Hierdoor sloot hij, met Veere erbij,
Middelburg
van drie zijden af van de zee en controleerde de rede van Walcheren en de havens van Middelburg en Arnemuiden. Adriaan van Borselen van Brigdamme zou de drie steden voor het resterenden deel van de negen jaar in pacht blijven houden, enkel nu van de heer van Veere in plaats van de graaf. Van het terugkopen van de steden kwam het echter nooit meer, gravin
Maria van Bourgondie
zag in 1477 helemaal af van haar recht en beleende Hendriks zoon en opvolger Wolfert VI met Vlissingen, Westkapelle en Domburg als onversterflijk erfleen.
[1]
In
1467
kocht hij het graafschap
Grandpre
in het huidige Franse departement
Ardennes
.
In
1436
leverde hij drie schepen aan Filips de Goede om bij te dragen aan de
blokkade van Calais
. Nadat in
1438
de
Hollands-Wendische Oorlog
was begonnen, zeilde hij in
1441
de Elbe en de Wezer op en sleepte een aantal Hanzekoggen weg bij Hamburg en Bremen.
In
1470
, na gebroken te hebben met
Eduard IV van Engeland
tijdens de
Rozenoorlogen
, vluchtte
Richard Neville
, graaf van
Warwick
, bijgenaamd de
kingmaker
, uit Engeland en kaapte met zijn schepen meerdere Nederlandse vaartuigen. Hierop bracht
Karel de Stoute
een vloot van 23 schepen bijeen. Hendrik van Borselen werd vanwege zijn ruime ervaring aangesteld als vloothoofd en voerde zo zelfs het bevel over de admiraal van Vlaanderen,
Joost van Lalaing
. Warwick vluchtte via Normandie naar Engeland en wist daar Eduard af te zetten en
Hendrik VI
aan de macht te brengen. Hierop stelde Karel de Stoute wederom een vloot beschikbaar waarmee Eduard in staat was Hendrik VI af te zetten. Hendrik van Borselen werd door Eduard tot kamerling benoemd voor bewezen diensten en Veere verkreeg nieuwe handelsvoorrechten. Van Karel kreeg hij de heerlijkheid
Fallais
in het
Prinsbisdom Luik
en kocht hij in
1472
een deel van
Brouwershaven
.
Hendrik heeft wel diensten verricht voor de Bourgondische hertogen, maar nooit zijn onafhankelijke positie opgegeven door voor hen het ambt van admiraal op te nemen. Hoewel zijn positie als admiraal in Franse dienst door Karel de Stoute in het
kapittel
van de
Orde van het Gulden Vlies
ter sprake werd gebracht, gaf hij dit ambt niet op. Nog tijdens zijn leven werd zijn zoon Wolfert in
1466
aangesteld als opvolger van
Jan van Luxemburg
, als
general admiral de la mer d'Artois, Boulonnais, Hollande, Zelande et Frise
. Echter pas na de dood van zijn vader trad Wolfert op als vloothoofd.
Bronnen, noten en/of referenties
- Sicking, L.
(1998):
Zeemacht en onmacht, Maritieme politiek in de Nederlanden, 1488 ? 1558
, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam,
ISBN 9067074659
|
- ↑
Henderikx, Peter
(2009). De vorming in 1555 van het markizaat van Veere en de aard en herkomst van de aan het markizaat verbonden goederen en heerlijkheden. In:
Peter Blom, Hans Cools, Simon Groenveld, Peter Henderikx, Paul Rem, Louis Sicking
(ed.).
Borsele Bourgondie Oranje; Heren en Markiezen van Veere en Vlissingen
. Verloren, Hilversum, pp. 78-79.
ISBN 978-90-8704-005-5
.