Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hartmann van Brixen
(circa
1090
/
1091
-
23 december
1164
) was van 1140 tot aan zijn dood bisschop van
Brixen
. Hij werd
zalig verklaard
door de
rooms-katholieke kerk
.
Hartmann werd geboren in de omgeving van
Passau
en was afkomstig uit een welvarende, maar niet-adellijke familie. Zijn ouders stuurden hem naar het Sint-Nicolaasklooster in Passau, waar hij onderwezen werd door reguliere
Augustijner
kanunniken
. Het strenge kloosterleven moet Hartmann bevallen zijn, aangezien hij intrad bij de kanunniken en tot priester werd gewijd.
In het jaar 1023 werd hij door de
Salzburgse aartsbisschop
Koenraad I van Abenberg
naar
Salzburg
gehaald, nadat diens poging om een hervorming omtrent de kanunniken door te zetten op sterke weerstand was gestuit en hij zelfs korte tijd uit Salzburg werd verbannen. De opstandige
seculiere kanunniken
hadden
keizer Hendrik V
aan hun zijde. Na zijn terugkeer slaagde Koenraad er evenwel in om de
Augustijnenregel
en drie ordegeloftes in te voeren. De opdracht van Hartmann was om het beleid van Koenraad in de hoedanigheid van domdeken te ondersteunen.
Hartmann hield zich kennelijk op de achtergrond in Salzburg, want rond 1131 werd hij
proost
van het klooster van
Herrenchiemsee
. Hij zou daar drie jaar blijven en speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het klooster, tot hij in 1134 volgens de wens van markgraaf
Leopold III van Oostenrijk
naar het
Stift Klosterneuburg
werd gestuurd. Dit door Leopold III gestichte klooster werd ook geleid door seculiere kanunniken. Dat de markgraaf na de dood van de eerste proost zijn veertienjarige zoon als opvolger installeerde, moet zo nefast voor de discipline in het klooster geweest zijn, dat Leopold III zich voor advies tot de aartsbisschop van Salzburg wendde. Dit leidde ertoe dat Hartmann tot proost werd benoemd. Hij liet het klooster bevolken door Augustijnerkanunniken en kon er op die manier voor zorgen dat Klosterneuburg in 1134 onder pauselijke bescherming werd geplaatst. In 1137 verkreeg Hartmann een bevestigings- en beschermingsbrief van de paus.
Hartmann werd in 1140 als bisschop naar het
prinsbisdom Brixen
geroepen, vermoedelijk op voorspraak van aartsbisschop Koenraad I van Salzburg. De
Investituurstrijd
tussen de paus en de keizer van het
Heilige Roomse Rijk
had zijn sporen nagelaten in het prinsbisdom en had het aanzien van Brixen sterk beschadigd. Onder zijn voorganger
Reginbert
werden de ergste wantoestanden geelimineerd, maar toch bevond Brixen zich bij Hartmanns aantreden in 1140 nog steeds in slechte toestand. Het doel van Hartmann was om het dom
kapittel
van Brixen te hervormen, want ook hier liep het mis met de discipline. Allereerst probeerde hij dit te bereiken door gebruik te maken van zijn voorbeeldfunctie. Hij droeg dagelijks de mis op, leidde een strenge levenswandel, deed aan
zelfgeseling
en droeg onder zijn eenvoudige gewaad een
boetegordel
. Ook was hij een groot
Mariavereerder
en promootte hij bedevaarten naar het klooster van Georgenberg.
Op 16 september 1164, drie maanden voor zijn dood, wijdde Hartmann nog de
Romaanse
kerk van
Seckau
in. Hij stierf op 23 december van dat jaar en werd al snel na zijn dood als zalige vereerd, in de
15e eeuw
werd hij zelfs als
heilige
gepresenteerd. In 1784 werd hij door
paus Pius VI
officieel zalig verklaard.
Bronnen, noten en/of referenties
|