Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het
graafschap Schaumburg-Lippe
was van
1643
tot
1807
een graafschap in de huidige Duitse deelstaat
Nedersaksen
tussen de stad
Hannover
en de grens van
Westfalen
.
Na het uitsterven van de graven van
Schaumburg
met graaf Otto V op
15 november
1640
komt een deel van dit graafschap aan de landgraaf van Hessen-Kassel en een ander deel aan Filips van Lippe-Alverdissen, zoon van
Simon VI van Lippe
. Filips erft via zijn moeder Elizabeth, dochter van graaf
Otto IV van Schaumburg
. Het Lippische deel van Schaumburg bestond uit Buckeburg, Stadthagen, Hagenburg, Arensburg en het halve ambt Sachsenhagen.
Bij de verdeling van Lippe na de dood van zijn vader graaf Simon VI in 1613 had hij als
apanage
de districten
Lipperode
en
Alverdissen
ontvangen. Na de successie in Schaumburg, dat formeel onder het gezag van de landgraaf van Hessen stond, noemt hij zich graaf van Schaumburg-Lippe. In 1668 wordt de primogenituur ingevoerd.
Filips sterft in
1681
en wordt door zijn oudste zoon
Frederik Christiaan
uit de linie
Schaumburg-Lippe-Buckeburg
in het graafschap opgevolgd, terwijl zijn tweede zoon
Filips Ernst
de linie
Schaumburg-Lippe-Alverdissen
stichtte. Deze zijtak was niet
rijksvrij
. Na het uitsterven van de linie
Lippe-Brake
in
1709
werd het gebied na een lang successieconflict in
1748
verdeeld onder Schaumburg-Lippe en Lippe-Dettmold, zodat eerstgenoemde wordt uitgebreid met
Schieder
.
Met de dood van Frederik Christiaans kleinzoon
Willem
stierf de Buckeburgse linie in
1777
uit, zodat Schaumburg-Lippe nu geheel toeviel aan
Filips II Ernst
, kleinzoon van Filips Ernst. Lippe slaagde er op dit moment in om het ambt Schieder terug te krijgen. Filips II werd na zijn dood in
1787
opgevolgd door zijn zoon
George Willem
. George Willem trad op
18 april
1807
toe tot de
Rijnbond
waarbij hij gelijktijdig de titel van
vorst
aannam waardoor het
vorstendom Schaumburg-Lippe
ontstond.
[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|