Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
George August Alexander Alting von Geusau
(
Arnhem
,
24 april
1864
?
's-Gravenhage
,
9 oktober
1937
) was een
Nederlands
militair en
politicus
.
Geusau was zoon van jhr.
W.A. Alting von Geusau
(1836-1885), officier en laatstelijk luitenant-kolonel, en M.E.J. Colen (1842-1925). Zijn broer jhr.
Jules Theodore Alting von Geusau
(1881-1940) was ook officier, laatstelijk generaal-majoor, en directeur van de
Hogere Krijgsschool
. Zijn broer Paul Auguste Alting von Geusau (1867-1894) sneuvelde tijdens de
Lombok-expeditie
; diens zoon
Willem Henri Alting von Geusau
werd advocaat en lid van de
landraad
van Nederlands-Indie. George August Alexander trouwde in 1888 met Maria Johanna Josephina Bertha Swart (1866-1946)
[1]
; het echtpaar kreeg twee kinderen, jhr. George Martin Marie Alting von Geusau (1892-1975), kapitein, later
actuaris
, en jonkvrouw mr. Marie Julie Elise Bertha Alting von Geusau (1897-1970), secretaresse van de Centrale Propaganda Commissie voor de verkoop van
Weldadigheidspostzegels
, ofwel de 'moeder van de
kinderpostzegels
'.
[2]
Hij volgde de
Koninklijke Militaire Academie
en werd in 1883 benoemd tot
tweede luitenant
der infanterie. In 1888 werd hij bevorderd tot
eerste luitenant
en in 1890 geplaatst bij de tweede afdeling van de Krijgsschool, waar hij drie jaar bleef, waarna hij overgeplaatst werd bij het regiment
Grenadiers en jagers
. In 1900 werd hij benoemd tot kapitein bij het zesde regiment infanterie; kort hierop volgde zijn overplaatsing naar de
generale staf
en in 1905 die bij de grenadiers en jagers. In 1909 bereikte hij de rang van
majoor
. In 1910 werd hij benoemd tot hoofd van de tweede afdeling aan het Departement van Oorlog en in september 1912 bevorderd tot
luitenant-generaal
.
Als kapitein van de generale staf gaf Alting von Geusau lessen in de tactiek aan de
Hogere Krijgsschool
en publiceerde hij verschillende boeken, jaarberichten en tijdschriftartikelen. Daarnaast bracht hij veel tijd door met wetenschappelijke oefeningen met officieren van de landweer, reserve en militie.
Van 1 mei 1913 tot 9 september 1918 was hij directeur-generaal van de
posterijen en telegrafie
.
In
1918
werd Alting von Geusau
minister
van Oorlog in het
kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I
. Hij werd najaar 1918 - na vier jaar
mobilisatie
- geconfrontreerd met onlusten van militairen en met de roep om bezuinigingen op militaire uitgaven. Hij volgde geen vaste koers, maar bewerkstelligde wel het ontslag van
opperbevelhebber
Cornelis Jacobus Snijders
toen die reorganisatie afwees en hij verlaagde de defensie-uitgaven, maar ging op dat punt volgens velen niet ver genoeg. In
1919
werd door amendering zijn begroting zodanig 'uitgekleed' dat hij, ondanks aanvaarding ervan, besloot af te treden op 5 januari 1920.
Van juli 1920 tot 1 januari 1935 was hij lid van de
Algemene Rekenkamer
.
- Rapport omtrent het defensievraagstuk uitgebracht aan den Alg. Bond van R.K. Kiesvereenigingen in Nederland
. Amsterdam, C. L. van Langenhuysen, 1909.
- Onze weermacht te land
. Amsterdam, Ipenbuur & Van Seldam, 1913.
Bronnen, noten en/of referenties
- 1913.
De nieuwe directeur der posterijen en telegrafie.
Eigen Haard.
|
- ↑
Zij was een kleindochter van J.M. Swart, buitengewoon Tweede Kamerlid in 1848. Bron:
Parlament.com
.
Gearchiveerd
op 28 maart 2023.
- ↑
"De 'moeder van de kinderpostzegels', jonkvrouw mr. M.J.E.B. Alting von Geusau. 1939. Collectie SPAARNESTAD PHOTO/Wiel van der Randen via
Delpher
.