Het
geld
is een
eenheid
om waarde uit te drukken en bestaat enerzijds uit
publiek geld
voor het
chartaal betalingsverkeer
en anderzijds uit
privaat geld
voor het
giraal betalingsverkeer
.
[1]
Geld heeft als functie een
wettig betaalmiddel
te zijn voor het
betalen
van
goederen
&
diensten
en kan door de
bevolking
worden ingezet als betrouwbaar
spaarmiddel
.
[2]
Het publiek geld of circulatiegeld
[3]
is het fysieke geld in omloop en wordt geproduceerd door een
munthuis
en
beveiligde drukkerij
in opdracht van een
land of gebied
. Het wordt vervolgens gedistribueerd door een nationale
primaire bank
naar
secundaire banken
.
[2]
Het fysieke geld met betrekking op bankreserves wordt
basisgeld
of
centralebankgeld
genoemd en is de geldschepping onder chartale vorm door een
centrale bank
.
[4]
[5]
Privaat geld is de geldschepping dat door een
commerciele bank
wordt gecreeerd in de vorm van gestort geld via
leningen
. Ook het
saldo
op de
spaarrekening
en het betalen met een
betaalkaart
of
creditcard
zijn privaat geld. Het "publiek geld" speelt een cruciale rol om het privaat geld te kunnen
vertrouwen
op waarde omdat iedereen weet dat een betaling en spaargeld kan omgezet worden naar hetzelfde bedrag aan centralebankgeld.
[2]
Een belangrijk element is dat
cryptovaluta
geen geld representeert omdat het niet gedekt wordt met
centralebankgeld
en ook niet de belangrijkste drie functies van geld vervullen, zijnde:
ruilmiddel
,
oppotmiddel
en
rekeneenheid
. De centrale banken voelen meer dan ooit dat er nood is aan een
digitale euro
. Ze zouden de rol van publiek geld als
monetair anker
op die manier willen veiligstellen en zo het vertrouwen in de munt in stand houden.
[2]
Ruimiddelen
Als
economisch ruilmiddel
onderscheidt geld zich van andere ruilmiddelen doordat het de wederdienst, die aan de ruilpartner verschuldigd is, niet onmiddellijk voldoet, maar op grond van algemene en wettelijke erkenning gebruikt kan worden voor verdere ruiltransacties.
Hoewel vaak wordt gesteld dat geld is ontstaan als 'goederengeld' (Engels:
commodity money
, Duits:
Warengeld
of
Sachgeld
) werd dit voorafgegaan door
kredietsystemen
waarbij schulden werden bijgehouden op
kleitabletten
,
kerfstokken
of andere methodes.
Muntgeld
kwam pas rond de zesde eeuw v.Chr. in gebruik. Bijna alle hedendaagse geldsystemen zijn gebaseerd op
fiduciair geld
. Fiduciair geld heeft geen intrinsieke
gebruikswaarde
als een fysiek goed; het ontleent zijn waarde louter en alleen aan het vertrouwen dat er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden. Meestal (maar niet altijd) is dit vertrouwen gestoeld op het feit dat een
overheid
dit geld als een
wettig betaalmiddel
aanduidt, dat wil zeggen dat het geld in kwestie binnen een land aangewezen is als middel voor het vereffenen van schulden.
Cryptogeld
zoals
bitcoin
en
complementaire geldsystemen
zoals LETS vormen hier een uitzondering op; bitcoins en LETS vallen binnen de definitie van fiduciair geld maar zijn niet door enige overheid aangeduid als wettig betaalmiddel.
De
geldhoeveelheid
van een land bestaat uit
chartaal geld
(
bankbiljetten
en
munten
) en
giraal geld
(de balans in direct opvraagbare tegoeden op
betaal-
en
spaarrekeningen
). Deze tegoeden zijn bijna altijd veel groter dan de hoeveelheid chartaal geld.
[6]
Giraal geld is niet tastbaar en bestaat alleen in de vorm van verschillende bankrecords. Ondanks het feit dat giraal geld niet tastbaar is, voert het nog steeds de basisfuncties van geld uit (aangezien giraal geld algemeen als een vorm van betaling wordt aanvaard).
Definitie
In de gangbare definitie is geld ieder goed, materieel of immaterieel, dat de volgende drie functies, vervult:
- Betrouwbaar
ruilmiddel
: geld is een algemeen geaccepteerd goed dat
directe ruil
van andere goederen overbodig maakt.
- Rekeneenheid
: geld is een uniforme maat voor koopkracht (
economische waarde
), waarin de waardes van verschillende goederen kunnen worden uitgedrukt en vergeleken. Zo kunnen we zeggen dat een pak melk € 1,- waard is, een brood € 2,- en dat een brood dus twee keer zoveel waard is als een pak melk.
- Oppotmiddel
: geld is een opslagmedium voor koopkracht, om deze naar de toekomst over te hevelen (spaarmiddel).
Het vervullen van deze drie functies wordt als
noodzakelijke en voldoende voorwaarde
gehanteerd voor het benoemen van een goed (materieel of immaterieel) als geld in een bepaalde economie. Ieder goed dat de drie functies vervult is dus economisch gezien geld, of het nu goud, zout of papier is. Een goed dat een, twee of geen van de functies vervult is geen geld.
[7]
Om de drie geldfuncties te vervullen moet een goed aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo mag het niet bederfelijk zijn, omdat anders de oppotfunctie vervalt. Het moet in deelbaar zijn om als effectief ruilmiddel te fungeren bij kleine transacties, terwijl het in duidelijke eenheden moet bestaan om als rekeneenheid dienst te kunnen doen.
Een vierde functie is die van het
boetemiddel
: een middel om betalingen aan een overheid mee te voldoen, zoals
boetes
voor overtredingen of
belastingen
(boetes waaraan geen overtreding voorafging). Een middel dat deze functie vervult heet ook wel een
wettig betaalmiddel
. De precieze verhouding tussen geld en wettige betaalmiddelen is omstreden: sommige economen menen dat geld altijd en overal een overheidsschepping is, zodat de functie van wettig betaalmiddel primair is,
[8]
terwijl anderen betogen dat geld van nature uit de markt voortkomt en dat overheden alleen een secondaire, stabiliserende functie in het geldwezen hebben.
[9]
De rol van geld
De geldhoeveelheid beinvloedt de
conjunctuur
. Zou er bijvoorbeeld te veel geld zijn, dan zouden
consumenten
meer gaan besteden dan er
geproduceerd
kan worden. De
prijzen
stijgen, er treedt
inflatie
op en de economie raakt oververhit. Het tegenovergestelde is ook mogelijk: als er bijvoorbeeld te weinig geld is, kunnen consumenten te weinig kopen en zal de
werkloosheid
toenemen: de economie verslechtert en er ontstaat een
recessie
. Het beleid van de
centrale bank
om dit tegen te gaan wordt
geldpolitiek
of
monetair beleid
genoemd: als de inflatie te veel toeneemt, verhoogt de centrale bank de rentetarieven, zodat de economie 'afkoelt'; als de economie te veel afkoelt, verlaagt de centrale bank de rentetarieven als
stimulans
.
Geld is een belangrijk oppotmiddel, maar negatieve rente,
vermogensbelasting
en
inflatie
tasten de waarde wel aan.
Geschiedenis van het geld
Oorsprong in de ruilhandel?
In de
economie
wordt van oudsher beweerd dat geld is uitgevonden ter vervanging van een ouder systeem van
ruilhandel
. Het standaardverhaal is dat met de ontwikkeling van de handel, een
goed
als betaal-, reken- en oppotmiddel ging fungeren (als
goederengeld
) en dat dan gaandeweg edelmetalen als goud en zilver algemeen erkend werden als de meest bruikbare vormen van goederengeld. Het
krediet
zou uitgevonden zijn om het dure en risicovolle verplaatsen van edelmetaal overbodig te maken.
[10]
Deze mythe over de uitvinding van het geld, die teruggaat tot
Aristoteles
en zijn belangrijkste verkondiger vond in
Adam Smith
, is in de afgelopen eeuw systematisch ontkracht door
archeologisch
en
antropologisch
onderzoek: de ruileconomieen die economen bedacht hebben, hebben nooit werkelijk bestaan.
[11]
De vroegste economieen berustten waarschijnlijk op
gezamenlijk beheer van middelen
in stam- of clanverband of
giften
, met ruilhandel enkel tussen onverwante groepen.
[12]
In de moderne economie wordt de mythe van Smith nog wel gepresenteerd, maar nu meestal als een
gedachte-experiment
over hoe een moderne economie zou gaan fungeren als het geld weggedacht wordt.
[12]
Oorsprong in schuld
Een alternatieve theorie (onder anderen aangehangen door
Keynes
) keert die van Smith volledig om en stelt dat geld juist ontstaan is uit krediet en de standaardisering daarvan door de
staat
. In deze visie is geld altijd een maat van het vertrouwen in het vermogen van een schuldenaar om zijn schuld af te lossen.
[13]
De ontwikkeling van schuld tot geld verloopt dan als volgt. Eerst wordt een goed door persoon A verruild voor een schuldbekentenis van persoon B, die het goed ontvangt. (De bekentenis kan geschreven zijn of de vorm aannemen van een voorwerp, bijvoorbeeld een kerfstok.) Persoon A kan de schuld op een later moment op B verhalen door de schuldbekentenis terug te geven. Hij kan deze echter ook aan een derde persoon C geven als onderdeel van een verdere transactie, mits C afdoende vertrouwen heeft in B, en zo begint de schuld door de economie te circuleren. Dit verschijnsel is door antropologen ook werkelijk geobserveerd.
[12]
Deze handel op basis van schuldbekentenissen is onpraktisch op grote schaal, omdat het benodigde vertrouwen zich niet uitstrekt voorbij de grenzen van een dorps- of handelsgemeenschap. Schuld wordt pas (
fiduciair
) geld zodra een centrale partij, een
overheid
, besluit de schuldbekentenissen te standaardiseren. Als de overheid tegelijk de particuliere eigendom invoert, kan een klasse van handelaren ontstaan (die het bezit opeisen over goederen die ze noch produceren, noch gebruiken) en kan een
markt
ontstaan.
[14]
De antropoloog
David Graeber
meent dat de invoering van geld en markt ook hand in hand gaat met die van de
belastingen
(aanvankelijk in de vorm van
schatplicht
). Geld was volgens Graeber, die zich baseert op o.a. de
Arthashastra
, het middel bij uitstek voor grote rijken om de bevoorrading van hun legers te regelen. Door soldij uit te keren en belasting te heffen in geld, wordt de bevolking van een rijk in feite gedwongen om handel met soldaten te drijven. Dit effect is niet alleen in teksten uit de oudheid aangetoond, maar ook in modernere
koloniale
situaties.
[15]
Schuld en goederengeld
Het idee dat geld ontstaan is uit schuld en vertrouwen lijkt in tegenspraak met het feit dat oude vormen van geld wel degelijk goederengeld waren, samengesteld uit edelmetaal. Dit is te verklaren uit de dubbele functie van geld, voor binnenlandse en
buitenlandse handel
: Romeinse munten, bijvoorbeeld, hadden binnen het
Romeinse Rijk
steevast een hogere waarde (voortkomend uit hun
nominale waarde
voor de belastingen) dan buiten het Rijk, waar alleen hun waarde als zilver of goud gold. Hetzelfde principe was in het laatmiddeleeuwse Europa aan het werk: goud- of zilvergeld werd gebruikt voor alle transacties op lange afstand, maar binnen gemeenschappen hadden sommige winkeliers de gewoonte om hun eigen leren of houten muntjes uit te geven.
[16]
Goud en andere edelmetalen
Zie
goud
voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Goud
is het bekendste voorbeeld van goederengeld. Er kleefden echter nadelen aan goud: de kwaliteit was, hoewel veel constanter dan veel andere soorten goederengeld, niet altijd hetzelfde en bovendien was bij elke transactie een weegschaal nodig om de hoeveelheid goud te bepalen. In de vroegste tijd werd een
toetssteen
gebruikt om de kwaliteit van het goud te controleren.
Alexander de Grote
was de eerste die van overheidswege goud muntte, dat wil zeggen een stempel erop aanbracht om kwaliteit en gewicht te garanderen. Vertrouwen in het stempel was nodig: men vertrouwde erop dat het goud inderdaad de waarde heeft die het stempel aangeeft, maar in geval van twijfel kan men natuurlijk zelf het goud controleren.
Het gebruik van goud als betaalmiddel was erg risicovol. Wanneer een grote betaling gedaan moest worden, dan moesten grote zakken goud van de betaler naar de ontvanger vervoerd worden. Het risico dat zo'n goudtransport overvallen werd was erg groot. Andere chartale betaalmiddelen hadden dit nadeel ook.
Goud is in de loop van de millennia heel waardevast gebleken: de koopkracht ervan kan in de loop der jaren sterk schommelen (de prijs van goud in 2010 was vier keer zo hoog als die in 2000), maar gemiddeld is goud nog steeds ongeveer even veel waard als toen het duizenden jaren geleden voor het eerst als geld werd gebruikt.
Een ander sterk punt van goud is dat het wereldwijd wordt geaccepteerd.
Gouden standaard
Een economie waarin munten en biljetten die een bepaalde hoeveelheid fysiek goud vertegenwoordigen als betaalmiddel gebruikt worden is gebaseerd op een
gouden standaard
.
Een nadeel van een gouden standaard is dat de beschikbare hoeveelheid geld (en daarmee de waarde per valuta-eenheid) afhankelijk is van de fysieke hoeveelheid goud die beschikbaar is. Als de groei van de economie gelijke tred houdt met de hoeveelheid goud die gedolven wordt dan behoudt het goud zijn waarde, maar als de hoeveelheid gedolven goud de economische groei overtreft is inflatie het gevolg.
Banken
De oplossing voor het risico dat gepaard ging met goudtransporten kwam met de eerste primitieve banken. Zij bewaarden het goud voor hun klanten en gaven hen een wissel, een ondertekend papier dat in te ruilen was voor goud. Daarmee kon de eigenaar van de wissel betalingen doen. Deze wissels waren veel eenvoudiger en veiliger te vervoeren dan grote zakken met goud. Ook dit systeem was gebaseerd op vertrouwen: men vertrouwt erop dat de bank haar verplichtingen zal nakomen. De praktijk leerde dat, zolang de reputatie van de bank niet geschokt werd, deze biljetten vaak van de ene persoon aan de andere werden overgedragen terwijl de houders ervan zich maar betrekkelijk zelden tot de bank wendden om betaling in goud te krijgen. Deze bankwissels ontwikkelden zich mettertijd tot papiergeld.
Banken wisten dat ze veel meer waardepapieren, papiergeld, kunnen uitgeven dan ze goud in kas hebben, omdat maar een klein deel van het goud werd opgevraagd. De praktijk heeft geleerd dat banken tot wel tien keer zoveel papiergeld uit kunnen geven dan ze goud in kas hebben. Geven ze meer uit, dan wordt het risico dat er meer goud opgevraagd wordt dan ze in kas hebben te groot. De
kasliquiditeit
is dan te laag.
Fiduciair geld
Aangezien gebleken is dat houders van
wissels
hun
bankbiljetten
in de praktijk haast nooit omwisselden voor echt
goud
, zijn de
centrale banken
in veel landen binnen nauwkeurig gedefinieerde grenzen geld in omloop gaan brengen dat niet volledig gedekt is door de
goudvoorraad
. Het kan daarbij gaan om
munten
en
bankbiljetten
, maar ook om banksaldi. Dit geld, dat zijn waarde niet ontleent aan de hoeveelheid goud die het vertegenwoordigt maar aan het vertrouwen dat men er
goederen
en
diensten
mee kan kopen, wordt
fiduciair geld
genoemd. Soms spreekt men ook van
fiatgeld
.
Met dit fiduciaire geld heeft een
centrale bank
een middel in handen om de economie te sturen: door erop toe te zien dat de
geldhoeveelheid
die in omloop is gelijke tred houdt met de omvang van de economie (het totaal aan producten en diensten dat in een
land
verkocht wordt), kan men ervoor zorgen dat het geld zijn
waarde
behoudt. Wanneer er te weinig geld in omloop is, komt de economie tot stilstand. Wanneer er te veel geld in omloop is, treedt
inflatie
of
hyperinflatie
op.
Bankkapitaal
Vandaag de dag wordt papiergeld uitsluitend nog gedrukt om transacties mogelijk te maken die niet met behulp van bankkapitaal kunnen worden afgewikkeld. Maar het belang ervan neemt snel af, naarmate steeds meer transacties elektronisch worden afgehandeld.
Bankkapitaal is een al dan niet direct opeisbare vordering die een rekeninghouder heeft op de bank. Zo'n vordering kan door middel van een overschrijving overgedragen worden van de ene rekeninghouder op de andere rekeninghouder.
Het scheppen van bankkapitaal
Bankkapitaal wordt door de bank geschapen op het moment dat een klant een lening afsluit. De bank plaatst het uitgeleende bedrag op de
balans
aan de passiva-zijde en de betalingsverplichting van de lener aan de activa-zijde. Dit is een zuiver boekhoudkundige handeling: de bank leent geen geld uit vanuit een "geldreservoir", maar er worden enkel vorderingen en verplichtingen genoteerd op de balans. Er wordt dus geld gecreeerd dat er voor het afsluiten van de lening niet was.
[17]
[18]
Bankkapitaal wordt dus geschapen door leningen aan te gaan bij een bank. Als alle bankschulden zouden worden afbetaald, zou er vrijwel geen geld meer in omloop zijn (alleen de kleine hoeveelheid chartaal geld). Alle bankschulden zijn rentedragend. Daarom spreken we van rentedragend geld. Een bank kan niet eindeloos veel geld scheppen. Dat zou tot massale inflatie leiden, door een
overaanbod
aan kapitaal. Bovendien zou de kans bestaan dat een bank onvoldoende contant (chartaal) geld in huis heeft om in alle verzoeken om contant geld te voorzien. Als dat gebeurt, gaat een bank failliet.
De hoeveelheid geld die een bank kan scheppen is afhankelijk van de grenzen die de
Europese Centrale Bank
(ECB) stelt aan de kasliquiditeit. De ECB stuurt op inflatie alleen. De bank kan dus net zoveel geld scheppen als zij mag van de ECB, die zich op haar beurt laat beperken door de inflatoire ontwikkeling van de euro. Dit is hoe de nationale valuta in onze tijd worden geschapen.
Dat de hoeveelheid geld die een bank kan scheppen niet oneindig is blijkt wel uit de problemen die zijn ontstaan in de
Verenigde Staten
in 2007 op de hypotheekmarkt. Wanneer op grote schaal hypotheken niet meer kunnen worden afgelost, dan geeft dat liquiditeitsproblemen voor de bank.
Culturele betekenis
De rol die geld in de cultuur inneemt verschilt per regio. In de westerse cultuur heeft geld altijd iets verdachts en kan het als ongepast worden ervaren om transacties tussen bekenden met geld af te handelen. Dit is echter een eigenaardigheid van de
kapitalistische
maatschappij die in andere gebieden niet opgaat, en is volgens de antropoloog
Keith Hart
verbonden aan de scheiding die gemaakt wordt tussen de binnenwereld van thuis en de buitenwereld van de markt. De eerste is geassocieerd met gezin,
intimiteit
,
consumptie
en onbetaald werk; de tweede, met
betaald werk
, discipline en
vervreemding
. Het gebruik van geld in huiselijke situaties, stelt Hart, doorbreekt deze met veel moeite overeind gehouden scheiding. Het demoniseren van geld ("de wortel van alle kwaad"), echter, is een vorm van
warenfetisjisme
, waarin eigenschappen aan geld worden toegeschreven die eigenlijk voortkomen uit maatschappelijke verhoudingen.
[14]
Complementair geld
Complementair geld is geld dat door private partijen wordt geschapen. Het circuleert naast het wettige betaalmiddel in een bepaalde sociale of geografische context. Er zijn verschillende manieren om complementair geld te scheppen.
LETS-geld wordt door alle partijen die deelnemen aan een
LETSysteem
zelf geschapen en later weer vernietigd. De creatie van LETS-geld gebeurt dus volledig decentraal. Daarentegen is de registratie van transacties wel gecentraliseerd. De creatie van LETS-geld is gebaseerd op de belofte om later een wederdienst te verrichten aan andere deelnemers van het LETSysteem. Geld dat men zelf creeert, zoals LETS-geld, wordt ook "persoonlijk geld" genoemd.
[19]
Cryptogeld
wordt soms als geld gezien, maar soms ook ingedeeld bij overige bezittingen.
Zie ook
Externe link
Literatuur
- D. Graeber
,
Debt: the first 5,000 years
, Melville House, 2011.
- A. Mitchell-Innes,
What is money?
The Banking Law Journal
, 1913.
- A. Shaikh
,
Capitalism
, Oxford University Press, 2016.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Hoe werkt betalingsverkeer? - Wat is geld?
.
De Nederlandsche Bank
. Gearchiveerd op
29 augustus 2023
. Geraadpleegd op
3 oktober 2023
.
- ↑
a
b
c
d
De digitale euro en het belang van centralebankgeld - Eigenlijk zijn er twee soorten geld
.
Europese Centrale Bank
.
- ↑
Circulatiegeld
.
Koninklijke Nederlandse Munt
.
- ↑
Fractioneel bankieren - Zijn er ook risico’s aan geldschepping?
.
Online platform
schooltv
van de
NPO
.
- ↑
Kader 2: De rol van basisgeld
.
De Nederlandsche Bank
.
- ↑
(
en
)
Michael McLeay
;
Amar Radia en Ryland Thomas
,
Money in the modern economy: an introduction
.
Quarterly Bulletin 2014 Q1
Chart 1, p. 11. Bank of England (2014a).
Gearchiveerd
op
18 september 2017
.
- ↑
Zo kan men stellen dat het zilver waarin de oude Egyptenaren prijzen berekenden geen geld was, omdat ze geen fysiek zilver uitwisselden en het zilver dus geen ruil- of oppotmiddel was: R. Seaford,
Monetisation and the Genesis of the Western Subject
,
Historical Materialism
20(1), p. 81.
Gearchiveerd
op 6 augustus 2018.
- ↑
Bijv. Mitchell-Innes (1913), Graeber (2011).
- ↑
Bijv. Shaikh (2016, p. 165 e.v.).
- ↑
A. Mitchell Innes
,
What is Money?
.
The Banking Law Journal
(1913).
Gearchiveerd
op
13 oktober 2021
.
- ↑
"No example of a barter economy, pure and simple, has ever been described, let alone the emergence from it of money; all available ethnography suggests that there never has been such a thing"
. Geciteerd uit
Caroline Humphrey
Barter and Economic Disintegration
, Man, New Series Vol. 20, No. 1 (maart 1985), pp. 48-72
- ↑
a
b
c
Graeber (2011, hoofdstukken 2 en 3).
- ↑
A. Mitchell Innes
,
The Credit Theory of Money
.
The Banking Law Journal
(1914).
Gearchiveerd
op
8 november 2020
.
- ↑
a
b
Keith Hart
,
Notes towards an anthropology of money
.
Kritikos
(2005).
Gearchiveerd
op
20 januari 2021
.
- ↑
David Graeber
(2011).
Debt: The First 5,000 Years
. Melville House, hoofdstukken 2 en 3.
Gearchiveerd
op
13 januari 2021
.
- ↑
Graeber 2011:73-74.
- ↑
Michael McLeay
;
Amar Radia en Ryland Thomas
,
Money creation in the modern economy
.
Quarterly Bulletin 2014 Q1
. Bank of England (2014b).
Gearchiveerd
op
11 december 2020
.
- ↑
James Tobin
noemde deze manier van geldschepping daarom
fountain pen money
, geld uit een pennenstreek. De geschetste situatie is die waarin de lener een rekening heeft bij de bank die ook de hypotheek verstrekt. Als bij de transactie twee banken betrokken zijn is de situatie niet wezenlijk anders (zie McLeay 2014b).
- ↑
Landsman Community Services Ltd:
Het LETSysteem Ontwerp Handboek
.
Gearchiveerd
op 16 mei 2023.
|