De gebroeders
Reimar
(
Bonn
,
2 maart
1915
-
Villa General Belgrano
,
14 maart
1994
)
en Walter Horten
(Bonn,
13 november
1913
-
Baden-Baden
,
9 december
1998
) waren
Duitse
piloten en pioniers bij de ontwikkeling van de
vliegende vleugel
. Alhoewel ze weinig tot geen opleiding in de
luchtvaarttechniek
hadden, ontwikkelden ze in de
jaren '40
een aantal geavanceerde vliegtuigen, waaronder 's werelds eerste vliegende vleugel met
straalaandrijving
, de
Horten Ho 229
.
Een derde broer, Wolfram (Bonn,
3 maart
1912
- nabij
Duinkerke
,
20 mei
1940
) werd in de
Tweede Wereldoorlog
in de omgeving van Duinkerke in een
Heinkel 111
neergeschoten.
Het
verdrag van Versailles
verbood Duitsland een luchtmacht te hebben. Er bestonden wel vliegclubs waar geinteresseerden konden zweefvliegen onder de supervisie van veteranen uit de
Eerste Wereldoorlog
. De Hortens waren als tieners lid van een zweefvliegclub.
De in de zweefvliegclub opgedane ervaring, gecombineerd met een bewondering voor de Duitse vliegtuigontwerper
Alexander Lippisch
, leidden tot voor die tijd eigenzinnige ontwerpen. Hun eerste zweefvliegtuig vloog in 1933, toen de broers lid van de
Hitlerjugend
waren.
De zweefvliegtuigen van de Hortens waren uiterst eenvoudig en aerodynamisch, over het algemeen bestaand uit een reusachtige staartloze vleugel met een kleine "cocon" waarin de piloot zich bevond. Het grote voordeel hun ontwerpen was de uiterst lage
parasitaire weerstand
van hun vliegtuigen. De toestellen waren makkelijk aan te passen aan het vliegen met hoge snelheden.
Op 26 februari 1935 gaf
Adolf Hitler
Hermann Goring
de opdracht om de Luftwaffe opnieuw op te richten, en brak daarmee het Verdrag van Versailles. Tegen 1939 namen de Hortens als piloot dienst in de
Luftwaffe
. Walter nam deel aan de
Slag om Engeland
, vloog met
Adolf Galland
en schoot zeven Britse vliegtuigen neer.
In 1937 ontwikkelden de Hortens hun eerste gemotoriseerde vliegtuigen. De Luftwaffe was tot
1942
weinig geinteresseerd in hun ontwerpen.
Aan de ontwikkeling van de Horten H IX, een met twee straalmotoren aangedreven jager/bommenwerper werd wel enthousiaste steun gegeven; voor de bouw van de drie prototypes van de Ho 229 kregen ze 500.000 Reichmark.
Het derde prototype van de Horten Ho 229 werd uitbesteed aan de
Gothaer Waggonfabriken
. Om deze reden werd het toestel aangeduid als Gotha Go 229. Aan het eind van de
Tweede Wereldoorlog
werd het onvoltooide derde prototype van de 229 door het Amerikaanse leger in beslag genomen. De romp van het toestel is in het bezit van het
Smithsonian Institution
te Washington D.C.
Na de Tweede Wereldoorlog emigreerde Reimar Horten naar
Argentinie
waar hij doorging met de ontwikkeling van vliegtuigen. Walter bleef in Duitsland en werkte voor de naoorlogse Duitse Luftwaffe.