Gaston Bachelard
|
|
Persoonsgegevens
|
Geboren
|
Bar-sur-Aube
,
24 juni
1884
|
Overleden
|
Parijs
,
16 oktober
1962
|
Land
|
Frankrijk
|
Functie
|
Filosoof
|
Orienterende gegevens
|
Discipline
|
Epistemologie
,
cultuurfilosofie
,
wetenschapsfilosofie
|
Domein
|
Westerse filosofie
|
Tijdperk
|
Hedendaagse filosofie
|
Stroming
|
Franse epistemologie
|
Belangrijkste ideeen
|
obstacle epistemologique
,
rupture epistemologique
,
phenomenotechnique
|
Beinvloed door
|
Auguste Comte
,
Comte de Lautreamont
,
Sigmund Freud
,
Carl Gustav Jung
,
Emile Meyerson
,
Leon Brunschvicg
|
Beinvloedde
|
Georges Canguilhem
,
Alexandre Koyre
,
Jean Cavailles
,
Suzanne Bachelard
,
Francois Dagognet
,
Gilles-Gaston Granger
,
Louis Althusser
,
Michel Foucault
,
Dominique Lecourt
,
Roland Barthes
,
Michel Serres
|
Belangrijkste werken
|
1934
|
Le nouvel esprit scientifique
|
1938
|
La formation de l'esprit scientifique
|
1957
|
La poetique de l'espace
|
Handtekening
|
|
|
Gaston Bachelard
(
Bar-sur-Aube
,
24 juni
1884
?
Parijs
,
16 oktober
1962
) was een
Frans
filosoof
en schrijver. Hij hield zich vooral bezig met
wetenschapsfilosofie
en
poetica
. Bachelard ging zich pas op latere leeftijd intensief bezighouden met de filosofie. Zijn eerste werken focussen zich vooral op wetenschapsfilosofische vraagstukken en de filosofische consequenties van de wetenschappelijke vernieuwingen aan het begin van de 20e eeuw, zoals de
relativiteitstheorie
. De bekendste werken die hieruit voortkwamen zijn
Le nouvel esprit scientifique
(1934) en
La formation de l'esprit scientifique
(1938). Een centrale stelling van Bachelard is dat wetenschappelijke vooruitgang wordt bereikt door los te komen van de menselijke verbeelding. Alledaagse mijmeringen en metaforen spelen de rol van een epistemologisch obstakel (
obstacle epistemologique
). In die zin typeerde hij zijn eigen werk dan ook als een
psychoanalyse
van de objectieve kennis.
Vanaf de jaren 40 begon Bachelard zich ook te interesseren in de analyse van de menselijke verbeeldingskracht als opzichzelfstaand fenomeen, eerder dan louter als obstakel voor wetenschappelijke vooruitgang. Het bekendste werk waarin dit naar voren komt is
La poetique de l'espace
(1957), dat focust op verbeelding rond ruimte en huiselijkheid. Verder focuste Bachelard vooral op de vier
oerelementen
(vuur, lucht, water, aarde) waarrond hij verschillende studies schreef. De dichterlijke verbeeldingskracht kan steeds, volgens Bachelard, verbonden worden met een (of meerdere) van deze oerelementen, die voor hem als
archetypes
golden. Ook in deze periode verschenen er nog wetenschapsfilosofische studies.
Bachelard werd geboren als zoon van een tabakshandelaar. Na het gymnasium werkte hij enige tijd als postbeambte en studeerde in zijn vrije tijd
natuurkunde
. Later studeerde hij filosofie, werd leraar en uiteindelijk professor in de
wetenschapsgeschiedenis
en de filosofie der natuurwetenschappen aan de
Universiteit van Parijs
. Hier volgde hij
Abel Rey
op, die ook de promotor van Bachelards proefschrift was. Hij was medeoprichter van het filosofische tijdschrift
Dialectica
(1947), samen met
Paul Bernays
en
Ferdinand Gonseth
. In 1951 werd hij door de Franse overheid onderscheiden met een benoeming in het
Legioen van Eer
.
Zijn dochter,
Suzanne Bachelard
(1919-2007), werd ook filosofe en schreef over gelijkaardige thema's. Haar vertrekpunt was vooral de
fenomenologie
van
Edmund Husserl
. Vanuit dat perspectief onderzocht ze de
grondslagen van de wiskunde
en wetenschap.
Bachelard schreef belangrijke werken van
epistemologische
aard, waarin hij zich een tegenstander toont van
Auguste Comtes
positivisme
. Voor Bachelard was de
wetenschapsgeschiedenis
geen rechtlijnige beweging van redeloosheid naar redelijkheid zoals in Comtes
wet van de drie stadia
wordt gesuggereerd. Eerder dan dat legt Bachelard zich toe op het beschrijven van de hardnekkige fouten of "epistemologische obstakels" (
obstacles epistemologiques
) die men in de geschiedenis van de wetenschappen terugvindt. Onder zulke obstakels verstaat Bachelard bepaalde onbewuste ideeen en metaforen die het wetenschappelijk denken sterk bepalen en daardoor ook verdere evolutie blokkeren. Hij focust dan ook in zijn werk eerder op wat er fout loopt, dan welke successen er geboekt worden. In die zin noemde hij zijn project ook weleens een "
psychoanalyse
van de (wetenschappelijke) kennis".
Uiteindelijk overwint de mens dit epistemologisch obstakel en kan men (in sommige gevallen) spreken van een "
epistemologische breuk
" (
rupture epistemologique
). Dit heeft als gevolg dat er plotseling nieuwe concepten kunnen ontstaan die andere volledig verwerpen dan wel incorporeren. Verder varieerde Bachelard op
Rene Descartes
’
cartesiaans materialisme
en diens idee van onveranderlijkheid; tegenover de uitspraak van Descartes “ik denk dus ik ben” stelde hij de uitspraak “ik denk anders, dus ook mijn ik verandert”: de wetenschap moet niet de wereld verklaren, maar vooral de ervaring compliceren.
Met zijn epistemologisch werk heeft Bachelard invloed gehad op een reeks Franse filosofen, onder wie
Georges Canguilhem
,
Louis Althusser
,
Dominique Lecourt
,
Michel Foucault
en
Gilles-Gaston Granger
. Lecourt introduceerde de overkoepelende term '
historische epistemologie
' om deze stroming te typeren. Canguilhem volgde Bachelard op aan de Sorbonne en verrichtte wetenschapshistorisch onderzoek in de lijn van Bachelard, maar over een andere discipline, namelijk de biologie, eerder dan de natuur- en scheikunde. Althusser nam de term van 'epistemologische breuk' over, maar als
coupure epistemologique
, en stelde dat er zo'n breuk terug te vinden was in het werk van
Karl Marx
. Lecourt, een leerling van Althusser, schreef verscheidene studies over Bachelard, maar geherinterpreteerd vanuit een
marxistisch
kader. Foucault was een leerling van Canguilhem, maar ging ook duidelijk in debat met Bachelard. In
L'Archeologie du savoir
(1969) bespreekt hij onder andere het (on)nut van het onderscheid tussen verbeelding-wetenschap. Op een meer traditionele wijze ziet men het denken van Bachelard doorwerken bij Granger, die meer klassieke wetenschapsfilosofische studies schrijft, maar over de menswetenschappen, zoals de economie.
Bachelard kreeg vooral bekendheid door zijn literair-kritische studies. Uitgangspunt daarbij zijn de door hem geconstateerde remmingen van affectieve oorsprong die het wetenschappelijk denken in zijn ontwikkeling ondervindt. Oorspronkelijk opgezet als “
psychoanalyse
van het objectieve denken” worden deze literaire essays al snel autonome,
fenomenologische
beschrijvingen van poetische beelden. Bekend zijn zijn beschouwingen over de vier elementen, gezien als de
archetypen
van de dichterlijke verbeeldingskracht: verlangen naar rust (aarde), drang naar zuivering en
sublimatie
(vuur), liefdes- en doodsverlangen (water) en streven naar beweging en
transcendentie
(lucht). In zijn
L’eau et les reves
(1942) behandelt hij op originele wijze het
narcisme
. In een studie over
Comte de Lautreamont
analyseert hij de dierlijke agressiviteit als dichterlijke houding. In zijn
La poetique de la reverie
(1960) behandelt hij op fenomenologische wijze het dichterlijke dromen.
De
hermeneutische
methode die Bachelard toepast op zijn literaire werken beoogt zo veel mogelijk een creatief samenvallen van het bewustzijn van de lezer met de in het werk tot gelding komende literaire verbeelding van de auteur. In deze verbeelding kunnen zich volgens Bachelard elementen van een
collectief bewustzijn
manifesteren. Op grond van een duidelijke neiging tot groeperen en classificeren wordt Bachelards werk soms ook wel onder het
structuralisme
gerangschikt.
Bachelard oefende veel invloed uit op de Franse “Nouvelle critique” van de jaren vijftig en zestig, onder meer op
Roland Barthes
.
Herdenkingsmuur in
Bar-sur-Aube
met teksten van Bachelard
- Essai sur la connaissance approchee
(1928)
- Etude sur l'evolution d'un probleme de physique: la propagation thermique dans les solides
(1928)
- La valeur inductive de la relativitee
(1929)
- La pluralisme coherent de la chimie moderne
(1932)
- L'Intuition de l'instant
(1932)
- Les intuitions atomistiques: essai de classification
(1933)
- Le nouvel esprit scientifique
(1934)
- La dialectique de la duree
(1936)
- L'experience de l'espace dans la physique contemporaine
(1937)
- La formation de l'esprit scientifique: contribution a une psychanalyse de la connaissance objective
(1938)
- La psychanalyse du feu
(1938)
- La philosophie du non: essai d'une philosophie du nouvel esprit scientifique
(1940)
- L'eau et les reves
(1942)
- L'air et les songes
(
Air and Dreams
, 1943)
- La terre et les reveries du repos
(1946)
- La terre et les reveries de la volonte
(1948)
- Le Rationalisme applique
(1949)
- L'activite rationaliste de la physique contemporaine
(1951)
- Le materialisme rationnel
(1953)
- La poetique de l'espace
(1957); Engelse vertaling door Maria Jolas, voorwoord John R. Stilgoe:
The poetics of space
(1994
2
[1964])
- La poetique de la reverie
(1960
[1]
)
- La flamme d'une chandelle
(1961)
- L'engagement rationaliste
(1972)
- A. Bachrach e.a.:
Encyclopedie van de wereldliteratuur
. Bussum, 1980-1984.
ISBN 90-228-4330-0
- Dominique Lecourt,
L’epistemologie historique de Gaston Bachelard
(1969). Parijs, 2002.
- Dominique Lecourt,
Pour une critique de l’epistemologie: Bachelard, Canguilhem, Foucault
, Parijs, 1972.
- Dominique Lecourt,
Bachelard, le jour et la nuit
, Parijs, 1974.
- Didier Gil,
Bachelard et la culture scientifique
, Presses Univesitaires de France, 1993.