Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Endemie
is het continu voorkomen van een
infectieziekte
in een bepaald gebied zonder dat de patienten de ziekte elders hebben opgelopen en waarbij het aantal besmettingen relatief constant is. Het aantal nieuwe besmettingen wordt gecompenseerd door het aantal personen bij wie de ziekte verdwijnt, hetzij door het sterven van de persoon of door genezing.
Wanneer het aantal besmettingen
exponentieel toeneemt
en vervolgens heel snel afneemt wegens een gebrek aan mogelijk te besmetten individuen, is de ziekte geen endemie, maar een
epidemie
. Een epidemische ziekte sterft in een bepaald gebied ofwel uit ofwel wordt na verloop van tijd endemisch.
Voorbeelden van huidige endemieen in
Europa
zijn
seizoensgriep
(deze veroorzaakt ongeveer 290.000-650.000 doden per jaar wereldwijd),
[1]
en
kinderziekten
als
waterpokken
.
Malaria
is bijvoorbeeld geen endemie in Europa. Hoewel er frequent malariapatienten naar Europa komen, kan de ziekte zich niet verspreiden vanwege de afwezigheid van de
ziektevector
: de mug
Anopheles
. In Nederland en Belgie ligt de situatie gevoeliger; zie onder
malariamuggen
.
Europa kende eveneens de
pest
van de 14e tot de 17e eeuw als een endemische ziekte.
Lepra
was tot de middeleeuwen endemisch in West-Europa, maar komt tegenwoordig in Nederland slechts sporadisch voor en dan nog uitsluitend als importziekte.
In bepaalde streken in
India
is
cholera
endemisch.
Verwacht wordt dat ook het
COVID-19
-virus
SARS-CoV-2
een endemisch karakter krijgt.
[2]
Een infectie is in een
endemische steady state
als elke geinfecteerde deze gemiddeld aan een ander persoon doorgeeft. Bij een volledig vatbare populatie komt dat overeen met een
basis-reproductiegetal
(R
0
) van 1. In een
populatie
waarin sommigen
immuun
zijn, geldt dat R
0
vermenigvuldigd met S, de fractie van vatbare individuen in de populatie, 1 is: