Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Elizabeth Bishop (1934)
Elizabeth Bishop
(
Worcester
(
Massachusetts
),
8 februari
1911
-
Boston
,
6 oktober
1979
) was een
Amerikaanse dichteres
en schrijfster. In 1956 won ze de
Pulitzerprijs voor poezie
.
Het
Elizabeth Bishop House
in Great Village, Nieuw Schotland. Bishop bracht hier in haar vroege jeugd enkele gelukkige jaren door. Het huis keert regelmatig terug in haar gedichten.
Bishops vader stierf kort na haar geboorte. Haar moeder kampte vaak met
depressies
en werd later ook in een inrichting opgenomen. Vanaf haar derde tot haar zesde jaar werd Elizabeth liefdevol opgevoed door haar grootouders van moederszijde, in
Great Village
(
Nova Scotia
). Daarna werd de voogdij toegewezen aan de familie van haar vader in Worcester en twee jaar later werd ze ondergebracht bij de oudste zus van haar moeder in
Revere
, die leefden in relatief armoedige omstandigheden. Na de scheiding van haar grootouders had ze een ongelukkige kindertijd. Ze ontwikkelde ze chronische
astma
, die haar de rest van haar leven parten zou spelen.
Met financiele hulp van haar grootouders en een kleine erfenis van haar vader kon Elizabeth gaan studeren. In 1934 studeerde ze af in de Engelse literatuur aan
Vassar College
in
New York
. Samen met
Mary McCarthy
richtte ze nog tijdens haar studietijd het literaire tijdschrift
Con Spirito
op. In die tijd leerde ze ook
Marianne Moore
kennen, die van grote invloed zou worden op haar poezie. Later liet ze zich in haar werk ook inspireren door
Robert Lowell
, met wie ze bevriend raakte en uitgebreid correspondeerde.
Hoewel Bishop altijd moeite had om van de pen rond te komen, zou ze altijd veel reizen. In 1951 bleef ze echter voor ruim vijftien jaar "hangen" in
Brazilie
, waar ze een lesbische relatie had met architecte
Lota de Macedo Soares
. Ze werd in die tijd beinvloed door
Latijns-Amerikaanse dichters
als
Octavio Paz
,
Joao Cabral de Melo Neto
en
Carlos Drummond de Andrade
. Aan het einde van deze Braziliaanse periode was ze vaak depressief en dronk ze veel, net als Soares. Nadat Soares in 1967 zelfmoord pleegde keerde Bishop terug naar de Verenigde Staten, waar ze in 1979 overleed, 68 jaar oud.
Bishops werk wordt vaak geschaard onder
lesbische
of vrouwenpoezie, maar zelf wilde ze van deze categorisering niets weten. Van een
feministische
inslag is ook weinig te merken. Haar gedichten zijn redelijk conventioneel van stijl en kenmerken zich door een hoge sensibiliteit, waarbij ze zich altijd kwetsbaar opstelt. Steeds heeft ze veel oog voor detail en kleinigheden. Haar werk werd vele malen onderscheiden, onder andere met de Pulitzerprijs voor poezie in 1956, de
National Book Award
voor poezie in 1970 en de
National Book Critics Circle Award
in 1976. Ze schreef ook korte verhalen en een kinderboek.
Veel gedichten van Bishop werden in het Nederlands vertaald door
Guus Luijters
, samengebracht in de bundel
Verliezen is een kunst
, 2011. Ook
Bernlef
en
Frans Kellendonk
vertaalden werk van haar in het Nederlands.
Opening van
One Art
The art of losing isn’t hard to master;
so many things seem filled with the intent
to be lost that their loss is no disaster.
|
Nederlandse vertaling
De kunst van verliezen is niet moeilijk om te leren;
zoveel dingen lijken vervuld met de intentie
verloren te gaan, dat hun verlies niet echt kan deren.
|
- 1946
North & South
- 1955
North & South-A Cold Spring
- 1965
Questions of Travel
- 1969
The Complete Poems
- 1976
Geography III
- 1979
Filling Station
- 1927?1979
The Complete Poems
? 1983
|
- 1957
The Diary of Helena Morley
- 1964
Three Stories by Clarice Lispector
- 1968
Ballad of the Burglar of Babylon
(kinderboek)
- 1984
The Collected Prose
- 1994
One Art (collected letters)
(
postuum
)
- 1996
Exchanging Hats (paintings)
(postuum)
- 2006
Edgar Allan Poe & The Juke-Box: Uncollected Poems, Drafts, and Fragments
(postuum)
|
- A. Bachrach e.a.:
Encyclopedie van de wereldliteratuur
. Bussum, 1980-1984.
ISBN 90-228-4330-0