De
Eenheids Vakcentrale
(EVC) was een Nederlandse
vakcentrale
, gelieerd aan de
Communistische Partij van Nederland
(
CPN
), die bestond van 1944 tot 1964. Als centraal orgaan publiceerde de EVC het tijdschrift
Werkend Nederland
.
Al in 1944 werd in het zuiden van Nederland begonnen met de oprichting van een Eenheids Vakbeweging (EVB), later omgedoopt tot Eenheids Vakcentrale (EVC). Het streven was een brede vakbeweging, die openstond voor alle werkenden. Vanaf 1945 groeide zij sterk uit onvrede over de uitsluiting van
communisten
door de algemene vakcentrale
NVV
. De EVC was aangesloten bij het in 1945 opgerichte
Wereldvakverbond (WVV)
, een internationale koepelorganisatie van vakbonden.
In de eerste jaren na de bevrijding was de EVC zeer actief. De bond voerde loonacties en organiseerde
stakingen
, onder andere in de
havens
van
Amsterdam
en
Rotterdam
en grote bedrijven als
Hoogovens
en
Werkspoor
. Daarnaast ageerde de EVC tegen de
politionele acties
in
Nederlands-Indie
.
Op het hoogtepunt van haar bestaan, enkele jaren na de oprichting, had de EVC 160.000 leden. Pogingen tot samenwerking met andere vakbonden strandden echter door de
anticommunistische
opstelling van die bonden tijdens de
Koude Oorlog
. Maar ook de verhouding met de CPN was gespannen. De CPN beschouwde het bestaan van verschillende vakcentrales waarmee de arbeiders verdeeld werden langs levensbeschouwelijke lijnen (sociaaldemocratisch, christelijk, communistisch), als een ongewenst verschijnsel. Daarom ijverde de CPN al kort na de oorlog voor een fusie van gelijken tussen NVV en EVC. Ook de EVC-leiding deelde dat standpunt. Besprekingen tussen de EVC en NVV leidden daar niet toe.
De bemoeienis van de CPN met de EVC leidde in 1948 tot de eerste grote scheuring. Tegenstanders van de fusie besprekingen met het NVV werden door het hoofdbestuur uit hun functie gezet. Dit leidde tot de afsplitsing van de bedrijfsgroep Horeca personeel, vrijwel de volledige afdeling Rotterdam (dat het OVB oprichtte) en de Algemene Nederlandse Bond van Zeevarenden. In de jaren nadien werd de EVC door werkgevers en concurrerende vakcentrales (CNV, KAB en NVV) en hun bonden buitengesloten van het reguliere overleg, wat haar invloed beperkte. De CPN bemoeide zich voortdurend met de koers en de leiding van de EVC. Het dalend ledental deed de discussie ontbranden over opheffing van de vakbond in 1958.
[1]
De CPN, bij monde van partijleider
Paul de Groot
, bleef op het standpunt dat het bestaan van verschillende vakcentrales voor de arbeiders nadelig was, zelfs zo nadelig dat de EVC ruime toegevingen moest doen om tot de gewenste eenheid van arbeiders te komen. De scheuring in de EVC viel ten dele samen met de afsplitsing van de
Brug-groep
uit de CPN. EVC-bestuurders
Frits Reuter
en
Bertus Brandsen
zegden hun partijlidmaatschap op; zij werden mede-oprichters van de
Brug-groep
. Partijgetrouwe EVC-bestuurders vormden een "voorlopige commissie" die op 7 en 8 juni een buitengewoon congres organiseerde. Dit buitengewoon congres koos een nieuwe leiding die zich tegenover de "oude" EVC-leiding van Brandsen-Reuters plaatste.
De EVC splitste zich in een groep Brandsen-Reuters e.a., die verderging als "oude" EVC, en een CPN-getrouwe, zgn. EVC-1958. De BVD schatte de aanhang van de "oude" EVC op minder dan 3.000 en dat van de EVC-1958 op 15.000 tot 18.000. Opgeteld nog minder dan voor de scheuring.
[2]
Beide EVC's maakten aanspraak op het lidmaatschap van het WVV, wat uiteindelijk in het voordeel van de EVC-1958 werd beslecht.
Na de scheuring werd de opheffing van de EVC-1958 doorgezet. De opheffing was in 1960 een feit. Een deel van de werkzaamheden van de EVC werd tijdelijk voortgezet in het
Centrum van propaganda voor eenheid en klassenstrijd
, onder leiding van
Fre Meis
. Feitelijk fungeerde dit centrum als sterfhuis voor de EVC '58. De activiteiten op de werkvloer werden voortgezet door de bedrijfskernen van de CPN
[3]
. Door het anticommunisme in de NVV-bonden konden (ex-)EVC'ers en CPN'ers niet als vanzelfsprekend tot de NVV toetreden; alle aanmeldingen bij NVV bonden als Mercurius werden gescreend door de BVD. De "oude" EVC werd, na een afgewezen fusie met het OVB, in 1964 opgeheven. De uitzondering op de teloorgang van de EVC vormde de ABWB -aangesloten bij de EVC '58!- die tot in de jaren (negentien)tachtig heeft bestaan.
Sterke vertegenwoordiging had de EVC onder de bouwvakarbeiders, in de metaalbedrijven en scheepswerven in Amsterdam. Als niet-erkende bond kon de EVC voor de ondernemingsraadsverkiezingen in bedrijven geen eigen lijsten indienen, in tegenstelling tot erkende bonden. Dat verhinderde haar niet eigen kandidaten te stellen.
Als vakcentrale bestond de EVC uit aangesloten bedrijfsbonden. Deze bonden publiceerden ook ieder eigen tijdschriften. De bedrijfsbonden waren onder meer:
- ABHM (Algemene Bond van Werkers in de Hout- en Meubileringsindustrie)
- ABT (Algemene Bedrijfsbond Transport)
- ABTI (Tabakindustrie)
- ABV (Algemene Bond van Vervoerspersoneel)
- ABWB (Algemene Bond van Werkers in de Bouwnijverheid)
- ABWM (Algemene Bond van Werkers in het Mijnbedrijf)
- ANBH (Algemene Nederlandse Bond van Hotelpersoneel)
- ATLK (Algemene Bond van Werkers in de Textiel- en Kledingindustrie)
- ASV (Algemene Bond van Vervoerspersoneel)
- BHBV (Algemene Bond van Werknemers in Handel- Bank en Verzekeringswezen)
- BLZ (Bond van Land- en Zuivelarbeiders)
- BNOP (Bond van Nederlands Overheidspersoneel)
- Chevofa (Chemische-, voeding- en fabriekmatige bedrijven)
- GRAFISCHE (Bond van werknemers in grafische en papierverwerkende industrieen)
- DE METAAL (Bond van Werknemers in de metaalnijverheid en aanverwante bedrijfstakken)
Bronnen, noten en/of referenties
Referenties:
|