Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De benaming
donk
of
woerd
wordt in verschillende regio's gebruikt voor heuvels die heel verschillende vormen en ontstaanswijzen kunnen hebben. Een donk is altijd een
heuvel
die zich duidelijk aftekent tegenover een lager gelegen gebied, en bij alle typen heel vaak een bewoonde plek.
In de
Alblasserwaard
bijvoorbeeld komen
rivierduinen
voor die ontstaan zijn tijdens het laatste gedeelte van het laatste
glaciaal
, het
Weichselien
. Destijds hadden de Lage Landen een
poolklimaat
en was er nauwelijks
vegetatie
waardoor de
wind
vrij spel had. Door de wind zijn
duinen
opgeblazen aan de
lijzijde
van rivierbeddingen, die gedurende de winter droog stonden. Na afloop van de ijstijd, werd het oude rivierdal in de loop van het
Holoceen
opgevuld met riviersediment en veen. De donken steken echter nog op sommige plekken boven deze klei/veenlaag uit. Ook komen er donken voor die niet boven het klei/veenlaag uitsteken. Men spreekt dan echter van
rivierduinen
.
Bergambacht
is gebouwd op een bewoonde donk.
In
Noord-Brabant
werd het woord of de naam Donk vooral gehecht aan een grote hoge zandkop of een plateaurand langs een beekdal. Omdat donken een hogere en drogere plek in een vaak drassige omgeving boden, waren ze aantrekkelijk voor de landbouw maar vooral als vestigingsplaats voor mensen. Donk vindt men dan ook terug in tal van
achternamen
, maar ook als
-donk
in vele plaatsnamen, bijvoorbeeld
Hazeldonk
,
Beek en Donk
,
Raamsdonk
,
Grobbendonk
,
Arendonk
,
Oeteldonk
,
Keldonk
,
Wolfsdonk
en
Wachtendonk
en
Winnekendonk
(twee plaatsen in Duitsland).
-
Huis op een donk
-
Tuinhuis op een donk
-
Bronnen, noten en/of referenties
- Maurits Gysseling: "Toponymisch Woordenboek van Belgie, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226)", Tongeren 1960
|