Een
diesellocomotief
is een
locomotief
die een
dieselmotor
als
energiebron
voor de aandrijving gebruikt. Dit is meteen het grootste probleem van een locomotief met een benzine- of dieselmotor als aandrijving. Het vermogen kan alleen naar die wielen gebracht worden als deze draait. Een versnellingsbak met een
koppeling
kan alleen bij kleine vermogens worden toegepast. Het
koppel
moet met behulp van een
transmissie
op de wielen worden gebracht. Een
stoomlocomotief
of een
elektrische locomotief
hebben dit nadeel niet.
Benzinemotoren zijn in de
jaren 30
in gebruik geweest voor kleine
rangeerlocomotieven
, maar dieseltractie heeft bij de spoor- en lokale tramwegen al snel de overhand genomen.
Diesellocomotieven kunnen worden onderverdeeld naar hun overbrenging. De transmissie kan elektrisch, hydraulisch of mechanisch zijn.
De gebruikte dieselmotoren zijn meestal
viertakt
.
Tweetaktmotoren
komen in Nederland minder voor, voorbeelden zijn de voormalige serie
NS 2900
, en de EMD-locomotieven van het type
Class 66
.
Bij de dieselelektrische transmissie drijft de dieselmotor een
generator
aan, de elektriciteit wordt deels opgeslagen in een batterij waarmee de
elektromotoren
gevoed worden, die uiteindelijk de wielen aandrijven, en zo de trekkracht leveren. Een
dieselelektrische
locomotief is dus in feite een
elektrische locomotief
met een eigen
elektriciteitscentrale
.
De meeste diesellocs van de
Nederlandse Spoorwegen
sinds de
jaren '50
waren dieselelektrisch, zoals de series
NS 200/300
(
locomotor
),
NS 500/600/700
,
NS 2200
en
NS 2400
.
Bij een
dieselhydraulische
locomotief drijft de dieselmotor een hydraulische pomp aan, waardoor vloeistof onder hoge druk naar een
hydromotor
gevoerd wordt, die uiteindelijk de wielen aandrijft. Een hydromotor beschikt over een schoepenrad dat door de vloeistof in beweging wordt gezet. Veel diesellocs van de
Deutsche Bundesbahn
, zoals de
V200
hadden een hydraulische overbrenging.
Bij een mechanische transmissie is een koppeling en een
versnellingsmechaniek
tussen de dieselmotor en de wielas geschakeld. Deze overbrenging is slechts geschikt voor een gering vermogen. Door de getrapte regeling is het vermogen van de dieselmotor niet volledig bruikbaar. Het principe wordt weinig toegepast bij locomotieven, vanwege de complexiteit, de storingsgevoeligheid, en de grotere hoeveelheid benodigd onderhoud. De
Oersik
uit de serie 103 tot 152 van de
NS
en
motorwagen
MABD 1804 Kievit van de
RTM
hadden een mechanische overbrenging. Ook de
LINT
heeft een mechanische overbrenging