Cornelis Evertsen de Jongste
(
Vlissingen
,
16 november
1642
?
Middelburg
,
16 november
1706
) is een Nederlands
admiraal
uit de 17e eeuw.
Evertsen was de tweede zoon van de Zeeuwse
luitenant-admiraal
Cornelis Evertsen de Oude
en Johanna Gorcum; de neef van luitenant-admiraal
Johan Evertsen
en de volle neef van diens zoon
viceadmiraal
Cornelis Evertsen de Jonge
met wie hij vaak verward wordt. Hij had de bijnaam
Keesje den Duvel
wegens zijn opvliegende karakter dat hij met zijn vader gemeen had.
Hij voer reeds op tienjarige leeftijd mee op het schip van zijn vader; drie jaar later ging hij officieel in zeedienst voor tien guldens per maand. In 1661 werd hij tweede schipper (de op een na hoogste onderofficier) op het vlaggenschip van zijn vader, de
Vlissingen
. In 1665 werd hij tijdens de
Tweede Engels-Nederlandse Oorlog
benoemd tot kapitein bij de kaperdirectie van de
Admiraliteit van Zeeland
. Hij moest dus, gerechtigd door een
commissiebrief
, proberen vijandelijke koopvaarders prijs te nemen. Eind februari dat jaar werd hij als kapitein van het fregat
Eendragt
tijdens een schermutseling bij een kaaptocht door de Engelsen gevangengenomen maar weer door
Karel II van Engeland
op 24 maart persoonlijk vrijgelaten, nadat hij door diens broer de
Lord High Admiral
en hertog van York
James Stuart
bij het verhoor erop gewezen werd dat hij een kogelgat door zijn hoed had en antwoordde dat het hem liever geweest was dat het gat wat lager gezeten had dan nu gevangen te moeten zijn. Dat dit geen holle retoriek was, blijkt uit het feit dat zijn bemanning hem met grof geweld moest tegenhouden de lont in het kruitvat te steken, toen het schip verloren dreigde te gaan.
Datzelfde jaar vocht hij in de
Slag bij Lowestoft
op zijn vaders schip. Dezelfde maand werd hij ordinaris-kapitein en vlaggenkapitein op zijn vaders vlaggenschip
Walcheren
. In 1666, tijdens de
Vierdaagse Zeeslag
, zag hij in de eerste nacht hoe zijn vader doormidden geschoten werd door het laatste schot van de ontsnappende
Henry
. Hij deed als kapitein van een eigen schip mee aan de
Tweedaagse Zeeslag
waarin zijn oom sneuvelde.
In
1672
sloeg hij in de aanloop van de
Derde Engels-Nederlandse Oorlog
een verraderlijke Engelse aanval op de
Smyrnavloot
af. In de
Slag bij Solebay
vocht hij op de
Zwanenburg
(44 kanonnen). In 1673 heroverde hij als vice-admiraal
Nieuw-Nederland
, met als vlaggenschip nog steeds de
Swaenenburgh
. Eigenlijk was dit onbedoeld: zijn oorspronkelijke opdracht was om met zes schepen per verrassing
Sint-Helena
te veroveren om aldaar zo veel mogelijk nietsvermoedende Engelse Indievaarders te onderscheppen. Na zijn vertrek in december 1672 werd hij echter opgehouden door gevechten bij de archipel
Kaapverdie
waarna bleek dat de
VOC
Sint Helena al genomen had. Een alternatief aangegeven doel was
Cayenne
maar Evertsen vond zijn vloot daarvoor bij nader inzien te zwak. Hij sloot zich aan bij een vloot van de
Amsterdamse Admiraliteit
, tastte de kust van
Virginia
met succes aan en verscheen in augustus 1673 met een vloot van 21 schepen voor
New York
dat zich overgaf en door hem tot Nieuw Oranje herdoopt werd. De oceaan weer overstekend naar
Cadiz
werd hij daar door de Britten tot een scheepsduel uitgedaagd wat het Nederlandse kampioensschip verloor. Bij terugkeer in Zeeland in juli 1674 werd hij er door de
Staten van Zeeland
van beschuldigd zich niet aan de orders te hebben gehouden: men was niet zo blij met het herwonnen bezit en Evertsen had natuurlijk nooit de prijsgelden met de Hollanders mogen delen. Pas in januari 1675 werd hij bij de marine een
vlagofficier
:
schout-bij-nacht
.
In 1677 had hij het bevel over de blokkadevloot tegen de
Duinkerker kapers
, die nu in Franse dienst waren. Op 20 september 1679 werd hij viceadmiraal als opvolger van zijn neef Cornelis de Jonge; op 1 april 1684 luitenant-admiraal en bevelhebber van 's Lands Vloot als opvolger van
Cornelis Tromp
. Hij was eskadercommandant van de voorhoede bij de vloot waarmee
Willem III van Oranje
in 1688 de Britse Eilanden binnenviel tijdens de
Glorious Revolution
. Toen die koning van Engeland geworden was, stuurde hij Engels-Nederlandse vloten tegen Frankrijk uit, altijd onder Brits bevel. Zo was Evertsen commandant van de voorhoede van de geallieerde vloot in de
Slag bij Bevesier
. Hij kwam toen in het nauw doordat de Britten erop stonden met de grotere Franse vloot een linieslag aan te gaan. Het Nederlandse eskader raakte omsloten en wist zich slechts door een truc te redden: Evertsen ging met volle zeilen stiekem voor anker zodat de Fransen wegdreven in de getijdestroom.
Op 27 november 1689 keerde de
Walcheren
onder bevel van Evertsen terug uit Engeland. Aan de kade in Vlissingen stonden ca. zesduizend mensen toe te kijken hoe de vloot terugkeerde. Het schip voer vol zeil zeer dicht onder de kust en raakte daarbij een pier van de haveningang, waarna het vrijwel onmiddellijk zonk, tot ontzetting van de toeschouwers. Hierbij verdronken tussen de 20 en 40 opvarenden.
Het jaar daarop werd Evertsen als bevelhebber feitelijk weer vervangen door Cornelis Tromp, die echter al snel stierf en opgevolgd werd door
Philips van Almonde
. Evertsen kreeg een functie aan de wal en liet een landhuis bouwen:
Zeerust
.
Evertsen is nooit getrouwd geweest en had een zeer goede relatie met stadhouder Willem III. Marinehistoricus
Gerben Hellinga jr.
heeft het vermoeden geuit dat de admiraal een van de minnaars van Willem III was.
Een van de aanwijzingen daarvoor zou zijn dat Evertsen in zijn testament bijna vijfduizend gulden legateerde aan Marinus van der Heul, een verder onbekende man.
[1]
Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in het praalgraf van zijn vader en oom in de
Noordmonsterkerk
te
Middelburg
. Een jaar later werd hij in zijn functie van luitenant-admiraal opgevolgd door zijn jongste broer
Geleyn Evertsen
.
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur:
- Waard, C. de
,
De Zeeuwsche expeditie naar de West onder Cornelis Evertsen den Jonge, 1672-1674. Nieuw Nederland een jaar onder Nederlandsch bestuur
. Werken uitgegeven door de
Linschoten-Vereeniging
30, 's-Gravenhage, 1928.
- Roos, Doeke
,
Twee eeuwen varen en vechten 1550-1750. Het admiralengeslacht Evertsen
, Vlissingen, 2003.
ISBN 909016779X
- Hellinga, Gerben Graddesz
,
Zeehelden uit de Gouden Eeuw
, Zutphen, 2006.
ISBN 9057304198
Noten en referenties:
|