De
Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria
(
Latijn
:
Congregatio Immaculati Cordis Mariae
, afkorting
CICM
), ook bekend als de
missionarissen van scheut
, is een
katholieke
congregatie
van religieuze
missionarissen
. De congregatie werd in
1862
door de
Vlaamse
priester
Theophiel Verbist
(1823-1868) gesticht.
Het
motto
van de congregatie luidt:
Cor unum et anima una.
(Een van hart en een van geest.)
Handelingen
4,32.
De missionarissen van scheut worden zo genoemd omdat hun eerste woning gelegen was aan de Ninoofsesteenweg in een deel van
Anderlecht
, dat
Scheut
en
Scheutveld
heet. Daaraan herinnert ook de
Duitse
benaming: die
Scheutvelder Missionare
.
De congregatie legde zich toe op het vormen en uitzenden van priesters die het geloof wilden prediken bij de
niet-christenen
, voornamelijk in
China
. Begin 1865 belastte de
Heilige Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof
de missionarissen van Scheut met de missionering van
Binnen-Mongolie
, in het noorden van China. Na herhaaldelijk aandringen van koning
Leopold II
aanvaardde de congregatie uiteindelijk ook missionarissen te sturen naar het
apostolisch vicariaat
van de
Kongo-Vrijstaat
. De eerste missionarissen vertrokken in 1888. Later zou het hele gebied van
Centraal-Afrika
een vruchtbare bodem blijken te zijn voor de
evangelisatie
.
Sedert het midden van de 20e eeuw traden kandidaten van niet-Europese origine in de congregatie in. Dit leidde tot vernieuwde naamkeuze; meestal spreekt men over
CICM-missionarissen
en in de
Verenigde Staten
worden ze
Missionhurst Missionaries
genoemd, naar de plaats van het centrale huis in
Arlington, VA
.
Op 1 januari 2002 telde de congregatie 1173 leden, afkomstig uit verschillende landen en continenten, verspreid over 25 landen op vier continenten. Op 1 januari 2018 waren het er nog 797.
[1]
In Afrika werken ze in de landen
Angola
,
Congo-Kinshasa
,
Kameroen
,
Nigeria
,
Senegal
,
Tsjaad
en
Zambia
. In Amerika vindt men hen in
Brazilie
,
Dominicaanse Republiek
,
Guatemala
,
Haiti
,
Mexico
en de
Verenigde Staten
. In Azie in de
Filipijnen
,
Hongkong
,
Indonesie
,
Japan
,
Mongolie
,
Taiwan
en
Singapore
en in Europa in
Belgie
,
Nederland
,
Frankrijk
en
Italie
.
Het
generalaat
of algemeen bestuur staat onder leiding van algemeen overste Tim Atkin.
Eind 2017 vormde de scheutisten de grootste groep mannelijke religieuzen in Vlaanderen. Op dat moment telde de Vlaamse tak van de congregatie nog 174 leden. De meeste daarvan waren bejaarde missionarissen.
[2]
In het Missiehuis van Scheut op de Ninoofsesteenweg te Brussel is een China-museum ingericht dat op afspraak te bezoeken is.
De congregatie werd gesticht voor de
missie in China
. Een aantal van deze missionarissen, waaronder
Ferdinand Hamer
, kwam tijdens de
Bokseropstand
om het leven.
De
Propaganda Fide
had het gebied van de huidige Chinese provincie
Binnen-Mongolie
toegewezen aan de congregatie. Vanaf het begin waren ook Nederlandse priesters bij de activiteiten betrokken.
Op 25 augustus 1865 vertrokken de eerste scheutisten naar Rome. Verbist, Van Segvelt, Vranckx,
Hamer
en Paul Splingaerd, een knecht, werden door paus
Pius IX
in een speciale audientie ontvangen. Via
Cairo
en
Hongkong
reisde de groep verder naar
Shanghai
, alwaar ze per
opiumschip
naar de Noord-Chinese kust werden gebracht. Op 5 december 1865 bereikten zij hun voorlopige doel, een katholiek dorpje in Binnen-Mongolie waar zij de missieopdracht overnamen van de Franse
Lazaristen
.
In januari 1866 werd Hamer door de algemeen-overste en pro-vicaris Verbist uitgezonden om samen met een Chinese priester het oostelijk deel van het missiegebied te verkennen en zich daar als missionaris te vestigen. Van Segvelt werd pastoor van het oosten van Binnen-Mongolie. De missie richtte zich niet direct op de Mongolen, maar op Chinese boeren die uit economische noodzaak hierheen getrokken waren.
Het kostte de missionarissen behoorlijk wat tijd om aan te passen. De taal moest geleerd worden, men kreeg te maken met extreem koude en lange winters en hete, korte zomers, vreemde gewoontes, ander eten en andere kleding. Met name de ouderen pasten zich weinig aan. Door hun Europese leefwijze leefden ze ongezond. In het voorjaar van 1867 stierf Van Segvelt aan
vlektyfus
en Verbist overleed binnen een jaar aan diezelfde ziekte. Nieuwe paters werden echter elk jaar opnieuw vanuit Scheut gestuurd.
Na een kort interim-bestuur van de Nederlandse ex-Lazarist Antoon Smorenburg benoemde men Hamer in 1869 tot waarnemend pro-vicaris en daarmee dus leider van de scheutisten in China. Nadat Bax in 1871 arriveerde, kon Hamer zijn taak als missionaris weer oppakken. Bax werd in 1874 als eerste scheutist door de
Heilige Stoel
als bisschop benoemd.
In 1878 breidde Rome het missiegebied van de congregatie uit met het gebied van de huidige provincies
Gansu
,
Qinghai
en
Sinkiang
. Op voordracht van algemeen-overste Vranckx benoemde
Paus Leo XIII
Hamer tot eerste bisschop van dit zeer uitgestrekte gebied. Er waren velerlei problemen. Een zojuist onderdrukte
moslimopstand
, miljoenen doden in de twaalf jaren voor de komst van de scheutisten, niet-meewerkende autoriteiten, het zat de missionarissen niet mee.
Het beleid van de congregatie was gebaseerd op het voorbeeld van de
jezuieten
tijdens hun activiteiten in de zeventiende en begin achttiende eeuw in
Paraguay
. De congregatie verwierf zeggenschap over landbouwgronden en gaf die ter bewerking uit aan straatarme boerengezinnen, die zich in ruil daarvoor dienden te bekeren. Er werden landbouwgemeenschappen gesticht met versterkte plaatsen en eigen bedrijven.
Het missiegebied werd in 1883 opgesplitst in drie bisdommen. Alfons De Vos werd tot bisschop benoemd, maar slaagde er niet in om eenheid onder de missionarissen tot stand te brengen. In juli 1888 overleed De Vos plotseling en werd Hamer zijn opvolger. Hij keerde eerst terug naar Europa, waar hij in conflict kwam met de algemeen-overste Van Aertselaer over het te voeren beleid. Hamers eigen congregatie steunde hem niet meer en ook zijn confraters hadden maar weinig op met Hamers ideeen. Een van hen was
Paul-Piet Hendriks
, die na een conflict met de leiding van de congregatie in 1887 uit de congregatie werd gezet.
Van Aertselaer stelde Bermijn aan als missieprovinciaal in 1891 zonder medeweten van Hamer. Deze verwierf grote bevoegdheden na wijziging van de statuten. Zijn aanpak sloot aan op het westerse
imperialisme
. Bisschop Hamer wilde daarop ontslag nemen, maar deze werd na drie jaar wachten geweigerd door Rome. De problemen in de missie groeiden. Behalve de steeds terugkerende vlektyfus en andere ziekten, opstanden en hongersnood, waren er ook financiele problemen.
Bermijn en de zijnen, de zogenoemde 'IJzeren brigade', stelden zich steeds agressiever op tegenover de Chinese autoriteiten. Bermijn wilde nog meer land afdwingen om af te kunnen staan aan Chinese bekeerlingen. Dat riep grote weerstand op. Meer in het algemeen was er eind negentiende eeuw met name in het noorden van China sprake van een mengsel van grote sociale onrust, chaos en een buitengewoon zwakke Chinese regering, die in de ogen van veel Chinezen aan de leiband van agressieve buitenlandse machten liep. Dit explodeerde in de
Bokseropstand
van 1900. De acties van de Boksers richtten zich vooral op westerlingen en Chinese christenen. Ongeveer 100 katholieke missionarissen en 30.000 Chinese katholieken werden vermoord. Daaronder waren 9 van de ongeveer 100 missionarissen van de Scheutisten die in 1900 in China werkzaam waren. Deze negen missionarissen werden allen omgebracht in Binnen-Mongolie.
Bronnen, noten en/of referenties
|