Christian Wolff
Christian Freiherr (von) Wolff
(
Breslau
,
24 januari
1679
-
Halle
,
9 april
1754
) was een Duitse
rechtsgeleerde
,
filosoof
, politiek denker en een van de belangrijkste figuren in de Duitse
Verlichting
. Zijn denken is sterk
rationalistisch
van aard, en ontleent veel aan de ideeen van
Gottfried Leibniz
. Zijn grootste invloed oefende hij uit op het
volkenrecht
en op de kritische filosofie van
Kant
.
Hij werd geboren in
Breslau
en studeerde theologie in
Jena
. Hij hield zich er echter ook serieus bezig met wis-en natuurkunde. In 1706 werd hij benoemd tot
privaatdocent
aan de recentelijk opgerichte
Universiteit van Halle
. De universiteit was echter een bolwerk van
lutheranisme
, wat zich slecht verhield met Wolffs rationalisme. Wolff was bekend met veel literatuur van de
missie van de jezuieten in China
. Hij werd ontslagen na een toespraak over het
confucianisme
waarin hij stelde dat kennis en gezag op het gebied van de ethiek niet verkregen hoeft te worden door christelijke openbaring, maar kan worden bereikt door rede.
Wolff was nu echter een beroemdheid geworden, en werd met open armen ontvangen in
Marburg
, in
Hessen-Kassel
. Maar na het aantreden in 1740 van
Frederik de Grote
, die sympathiek tegenover de Verlichting stond, mocht Wolff weer terugkeren naar
Pruisen
.
Filosofisch gezien zijn Wolffs ideeen
deterministisch
van aard, gedeeltelijk gebaseerd op Leibniz'
monadologie
. Wolffs volkenrechtelijke denken was sterk
natuurrechtelijk
van aard. Op dit gebied introduceerde hij het idee van de
civitas maxima
, volgens welke er buiten de statelijke orde een wereldgemeenschap bestaat, waarop het volkenrecht is gebaseerd.
Verder schreef Wolff ook nog boeken op het gebied van de
logica
, de kosmologie, de rationele psychologie en ook de
esthetica
. Verschillende ervan waren weliswaar in het
Latijn
geschreven, maar de meeste waren gepubliceerd in het Duits. Dit was een novum: Wolff was de eerste Duitse filosoof die ook in het Duits publiceerde.
Leibniz en Wolff gaan ervan uit dat de objectieve werkelijkheid een harmonieuze orde is, de door God geschapen beste wereld. Iemand maakt van deze werkelijkheid een abstract beeld (figuurlijk) of een voorstelling (representationes).
Wolff, naar aanleiding van
Leibniz
, deelde de ziel van de mens in in hogere (verstand en rede) en lagere (ken)vermogens (zinnelijkheid). Deze vermogens produceren een beeld van de werkelijkheid. De beste beelden zijn zowel helder als duidelijk. 'Helder' (claire, clara) en 'duidelijk' (distincte, distincta) zijn de psychologische criteria van
kennis
volgens
Descartes
.
Leibniz en Wolff namen deze criteria over en veranderden ze tot logische criteria. Een helder beeld betreft dan de herkenning wat een ding is. Zo'n helder beeld is duidelijk (distincta) of onduidelijk (confusa). Zij is duidelijk als de eigenschappen logisch analyseerbaar zijn, dat wil zeggen in begrippen zijn te onderscheiden. Het onderscheiden van eigenschappen is een activiteit van de hogere kenvermogens.
De heldere en duidelijke kennis als beste beeld van de werkelijkheid wordt bestudeerd in de logica, de wetenschap van de hogere kenvermogens.
De lagere kenvermogens zijn gelijk aan de ratio (analogon rationis). Zij brengen eenheid in veelheid, niet door abstractie van het individuele naar algemene begrippen, maar door een coherentie van een maximum aan het individuele. Deze kennis is wel helder, maar niet duidelijk en bovendien maximaal (extensief).
De eveneens Duitse filosoof
Alexander Baumgarten
, werkte verder aan de esthetiek van Wolff en Leibniz.
- Anfangs-Grunde Aller Mathematischen Wissenschafften
(1710)
- Auszug aus den Anfangs-Grunden aller Mathematischen Wissenschaften
(latere nadruk 1772)
- Vernunfftige Gedancken von den Krafften des menschlichen Verstandes und ihrem richtigen Gebrauche in Erkantnis der Wahrheit
(1713)
- Elementa matheseos universae
(1713?1715)
- Entdeckung der wahren Ursache von der Wunderbahren Vermehrung des Getreydes
, (Halle 1719)
- Vernunftige Gedanken von Gott, der Welt und der Seele des Menschen, auch allen Dingen uberhaupt, den Liebhabern der Wahrheit mitgetheilet
(1719)
- Vernunftige Gedanken von dem gesellschaftlichen Leben der Menschen
(1721)
- Allerhand nutzliche Versuche, dadurch zu genauer Erkanntnis der Natur und Kunst der Weg gebahnet wird
(1721)
- Vernunfftige Gedancken von den Wurckungen der Natur
(1723)
- Oratio De Sinarum Philosophia Practica In Solemni Panegyri Recitata
, de befaamde rede over de Chinese filosofen (1726)
- Philosophia prima sive Ontologia
(Frankfurt, 1730)
- Cosmologia generalis
(Frankfurt en Leipzig, 1737)
- Jus gentium methodo scientifica
(Halle, 1749)
- Institutiones juris naturae et gentium
(Halle, 1750)