Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De
Chaldeeen
of
Chaldeeers
[1]
("bewoners van Chaldea";
Oudgrieks
Χαλδα?οι
Chaldaioi
;
Aramees
: ?????????,
Kaldoye
;
Hebreeuws
?????
Ka?dim
; bijvoeglijk naamwoord
Chaldees(e)
of
Chaldeeuws(e)
[1]
[2]
) waren een
Semitisch
volk in het antieke
Mesopotamie
.
In feite was 'Chaldeeen' een verzamelnaam voor enkele grote, semi-nomadische stamverbanden, met name de Jakinu, Amukkanu en Dakkuru, die zich rond 900 v.Chr. in Zuid-
Babylonie
vestigden.
[1]
Dit kerngebied van lagunes en moerassen aan de benedenloop van
Eufraat
en
Tigris
werd in het
Akkadisch
mat Kaldu
of
Ka?du
genoemd, in het
Aramees
: ????
Kaldo
. In het
Grieks
werd dit Χαλδα?α,
Chaldaia
, gelatiniseerd tot
Chaldaea
.
De Chaldeeen maakten deel uit van de Aramees-sprekende Semitische stammen die rond het begin van het
eerste millennium v.Chr.
vanuit de
Syrische Woestijn
het stroomgebied van de
Eufraat
begonnen binnen te dringen. Omdat ze oorspronkelijk uit het
Aramese thuisland
komen en de
Aramese taal
spraken veronderstellen verschillende wetenschappers dat ze van
Aramese
oorsprong zijn. In eerste instantie was het
Assyrie
dat hen het hoofd moest bieden, en dit koninkrijk wist zich maar met moeite staande te houden. Daarop trokken ze verder naar het zuiden waar een vrij zwak
Babylonisch koninkrijk
lag waar zij zich vestigden. Spoedig begonnen zij daar een belangrijke rol in de politiek te spelen, hoewel de precieze toedracht daarvan niet goed duidelijk is. De komst van de Chaldeers luidde een donkere tijd in waaruit niet veel bekend is. Vanaf 775 v.Chr. slaagden enkele Chaldeese vorsten erin om de Babylonische troon te bemachtigen, waaronder
Marduk-apla-iddina II
(
r.
ca. 720?700 v.Chr).
[1]
Assyrie wist zich te herstellen en domineerde geruime tijd het zuiden totdat in
626 v.Chr.
een van oorsprong Chaldees vorstenhuis het Assyrische juk wist af te schudden en de bloeitijd van de
Neo-Babylonische dynastie
begon.
In beide delen van het
Tweestromenland
was de invloed van de Semitische stammen groot. De oorspronkelijk oostsemitische
Akkadische
taal werd bijvoorbeeld geleidelijk verdrongen door het westsemitische
Aramees
en ook het
spijkerschrift
waarin het Akkadisch geschreven werd moest het geleidelijk afleggen tegen het veel praktischer Aramese alfabetische schrift.
De assyrioloog
George Smith
(1840-1876) werd in 1872 wereldberoemd met zijn vertaling van het elfde tablet van het epos van
Gilgamesj
, dat het Chaldeeuwse verslag van de
Grote Vloed
werd genoemd. In 1876 publiceerde hij "Het Chaldeeuwse verslag van
Genesis
" (The Chaldean account of Genesis). In dit scheppingsverhaal schiepen de goden Zi, Ziku, Mirku, Libzu, Nissi, Suhhab en Hea de mensheid (zalmat-qaqadi, 'het donkere ras', Admi, Adami, Adamu).
[3]
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
a
b
c
d
Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993?2002) s.v. "Chaldeeen [geschiedenis]". Microsoft Corporation/Het Spectrum.
- ↑
Het lijkt erop dat in het Nederlands de term
Chaldees(e)
meestal wordt gebruikt in politieke context en
Chaldeeuws(e)
meestal in religieuze context.
- ↑
The Chaldean Account of Genesis, George Smith, 1876
[1]
, pp 82-86
|