Carolina van Nassau-Saarbrucken
(
Saarbrucken
,
12 augustus
1704
?
Darmstadt
,
25 maart
1774
)
[1]
[2]
[3]
was
regentes
van
Palts-Zweibrucken
. Ze stamt uit het
Huis Nassau-Saarbrucken
.
Carolina was de vierde dochter van graaf
Lodewijk Crato van Nassau-Saarbrucken
en
Philippine Henriette van Hohenlohe-Langenburg
,
[1]
[2]
[3]
dochter van graaf
Hendrik Frederik van Hohenlohe-Langenburg
en
Juliana Dorothea van Castell-Castell
.
[1]
[2]
[3]
Ze groeide op in Saarbrucken. Op vijftienjarige leeftijd huwde ze met haar 29 jaar oudere
peetoom
.
Carolina huwde te
Slot Lorentzen
op
21 september
1719
[1]
[2]
[3]
[4]
met hertog
Christiaan III van Palts-Zweibrucken
(
Straatsburg
, 7 november 1674 ?
Zweibrucken
, 3 februari 1735).
[2]
[3]
[4]
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
[4]
- Carolina Henriette Christina
(Straatsburg, 9 maart 1721 ? Darmstadt, 30 maart 1774), huwde te Zweibrucken op 12 augustus 1741 met
landgraaf
Lodewijk IX van Hessen-Darmstadt
(Darmstadt, 15 december 1719 ?
Pirmasens
, 6 april 1790).
- Christiaan
(
Bischweiler
, 6 september 1722 ?
Jachtslot Petersheim
bij Zweibrucken, 5 november 1775), volgde zijn vader op.
- Frederik Michael
(
Rappoltsweiler
, 27 februari 1724 ?
Schwetzingen
, 15 augustus 1767), paltsgraaf van Birkenfeld.
- Christiane Henriette
(Rappoltsweiler, 16 november 1725 ?
Arolsen
, 11 februari 1816), huwde te Zweibrucken op 19 augustus 1741 met vorst
Karel August Frederik van Waldeck-Pyrmont
(
Hanau
, 24 september 1704 ? Arolsen, 29 augustus 1763).
In februari 1735 werd de 30-jarige Carolina weduwe. De
voogdij
voor hun minderjarige kinderen werd Carolina door keizer
Karel VI
overgedragen. Koning
Lodewijk XV van Frankrijk
bevestigde de hertogin ook in alle
heerlijke rechten
in hun bezittingen in de
Elzas
, die onder Franse
soevereiniteit
stonden.
[5]
De familie had goede contacten met het Franse hof in
Versailles
en verschillende vertegenwoordigers van de linie Birkenfeld-Bischweiler dienden in het Franse leger.
[6]
In haar regeerperiode werd Carolina door een geheime kabinetsraad ondersteund.
[7]
Leidende politici van dit gremium waren
geheimraad
Heinrich Wilhelm von Wrede
en geheimraad
Ludwig de Savigny
. Onder het bewind van Carolina werden talrijke rechtszaken met familieleden van de linie Gelnhausen en met de baronnen van Schnorrenburg bijgelegd. Het grootste probleem van de regering waren de
staatsfinancien
, die door de kosten van de
hofhouding
en de financiering van nieuwe gebouwen van hertog
Gustaaf Samuel Leopold
in het ongerede waren geraakt.
Tijdens de
Poolse Successieoorlog
had het gebied van Carolina te lijden onder de doortochten van Franse en keizerlijke troepen die foerage en kwartieren verlangden. Zo moest Carolina's regering in de jaren 1734-1736 voor een bedrag van 697.937 gulden kosten maken. De financiele situatie werd zo precair dat Carolina een petitie indiende bij de
Rijksdag
en meldde dat ze geen Rijks- en Kreisbelasting meer kon betalen en om betalingsuitstel verzocht totdat de financiele situatie op haar grondgebied hersteld was.
[8]
Alles bijeen kon Carolina binnen haar vijfjarige regeerperiode, die eindigde toen haar zoon Christiaan IV in 1740 de regering in Zweibrucken aanvaardde, slechts een deel van de geaccumuleerde schulden van het land afbetalen. Na de regeringsaanvaarding van haar zoon regeerde Carolina onofficieel nog vijf jaar mee.
Carolina woonde samen met haar ongehuwde oudere zuster Henriette (1702-1769). Hun moeder Philippine Henriette van Hohenlohe was sinds 1713 weduwe en woonde in Slot Lorentzen in het
graafschap Saarwerden
. Sinds 1719 woonde Philippine Henriette grotendeels bij haar twee dochters Henriette en Carolina in Rappoltsweiler. Nadat Carolina's echtgenoot de heerschappij in Palts-Zweibrucken had overgenomen, verhuisde het gezin in 1734 naar Zweibrucken. In 1744 betrokken de drie vrouwen
Slot Bergzabern
, Carolina's
weduwengoed
. Slot Bergzabern werd na de verwoestingen tijdens de
Hollandse Oorlog
in 1676, in de jaren 1720 tot 1725 gerestaureerd.
[9]
Geheimraad von Wrede probeerde de kosten van Carolina's hofhouding in Slot Bergzabern te reduceren, wat Carolina immens ergerde. Ze bewoog vervolgens haar regerende zoon Christiaan IV om het weduwengoed Bergzabern in de bestaande omvang financieel te onderhouden, zoals ten tijde van haar huwelijkssluiting met Christiaan III in 1719 bij verdrag overeengekomen was. Sinds deze affaire gold de relatie tussen Carolina en geheimraad von Wrede als ontwricht.
[10]
Carolina's hof in Slot Bergzabern was grotendeels
luthers
. Carolina was in haar vaderland
Saarbrucken
luthers opgegroeid en wilde alleen mensen van deze religie in haar omgeving hebben, hoewel sinds 1719 het principe van
godsdienstvrijheid
in Palts-Zweibrucken gold. Haar
hofpredikant
, die haar adviseerde over kerkrechtelijke en religieus-politieke aangelegenheden, was ook strikt luthers. Carolina ondersteunde vooral de lutherse gemeente in Bergzabern en financierde een groot deel van de bouwkosten van de
Bergkerk
in
Bergzabern
. Hier werd Carolina's moeder in 1751 in de vorstelijke
crypte
begraven. Ook Carolina's zuster Henriette werd hier in 1769 begraven.
[11]
Carolina onderhield in Slot Bergzabern een armenspijziging en richtte in haar testament een armenstichting op, die "echte armen van de protestantse religie" ten goede zou moeten komen.
[12]
Ondanks haar strikte lutherse orientatie kon Carolina niet verhinderen dat haar zoon Frederik ter gelegenheid van zijn huwelijk met
Maria Francisca Dorothea Christina van Palts-Sulzbach
, de dochter van
paltsgraaf
Joseph Karel van Palts-Sulzbach
, op 27 november 1746 de katholieke religie van zijn bruid aannam. Frederik kreeg bij zijn
vormsel
door
paus Benedictus XIV
in 1751 de bijnaam "Michael", de naam van de
Aartsengel Michael
, die men sinds de tijd van de
Contrareformatie
als hemels helper van de
Katholieke Kerk
tegen het
protestantisme
aanbad.
[13]
Carolina was ook geschokt door de geloofsovergang van haar zoon Christiaan aan het hof van Versailles, die, in de hoop dat Frankrijk de aanspraken op
Keur-Palts
en
Keur-Beieren
zou accepteren, ondernomen werd.
[14]
Het geschil over de katholieke religie nam grote proporties aan en was het onderwerp van meerdere pamfletten.
[15]
Carolina's zuster Henriette was in staat om Carolina te verzoenen met het gedrag van haar zoon Christiaan. Carolina billijkte echter het
morganatisch huwelijk
van Christiaan met
Marianne Camasse
gravin van Forbach, een voormalig danseres, niet.
[16]
Na de vroege dood van haar zoon Frederik Michael in 1767 bekommerde Carolina zich om diens kinderen. Carolina nam haar kleindochter
Marianne
(1753-1824) op in Bergzabern. Haar kleinzoon
Max Jozef
, die opgroeide in Schwetzingen en later de eerste koning van Beieren werd, bracht zijn vakanties door bij zijn grootmoeder Carolina in Bergzabern.
[17]
Carolina's omvangrijke correspondentie, vooral met haar dochters, die ze vaak bezocht, maar ook met binnen- en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders uit haar tijd, wordt bewaard in het
Bayerisches Hauptstaatsarchiv
te
Munchen
.
In maart 1774 ging Carolina naar Darmstadt om haar zieke dochter te bezoeken. Daar overleed Carolina op 25 maart 1774 op 69-jarige leeftijd. Slechts vijf dagen later overleed ook haar dochter. Conform Carolina's wens, ze had op 47-jarige leeftijd reeds een begrafenis in de plaats van haar overlijden vastgelegd,
[18]
werd Carolina zonder prachtige begrafenisceremonie in Darmstadt begraven. Haar graf bevindt zich in de
Stadskerk
te Darmstadt.
[19]
In haar testament had Carolina, met toestemming van haar zoons, haar dochters of hun nakomelingen, als erfgenamen aangewezen. De protestantse armen van Bergzabern vermaakte ze 2000 gulden. De kleindochters van Carolina,
Maria Amalia van Baden
en
Carolina Louise van Saksen-Weimar-Eisenach
ontwierpen de inscriptie op haar grafplaat:
Hier ruht / im Schlaf der Unsterblichkeit / der Leichnam / der Durchlauchtigsten Furstin und Frau / Carolinen / Ihr Leben war ein hellscheinendes Licht, / Ihr Bild der Abdruck Ihres menschenfreundlichen Herzens, / Ihre ganze Seele Sanftmut, Ihr Geist voll Wahrheit und Religion. / Ihr Andenken ist Segen vor
(sic!)
die, so Ihrem himmlischen Beispiel folgen.
(Hier rust / in de slaap van onsterfelijkheid / het lichaam / van de doorluchtigste vorstin en vrouw / Carolina / Haar leven was een fel licht, / haar beeld de afdruk van haar mensvriendelijk hart, / haar hele ziel zachtheid, haar geest vol waarheid en religie. / Haar nagedachtenis is een zegen voor diegenen die haar hemelse voorbeeld volgen).
[20]
Bronnen, noten en/of referenties
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel
Karoline von Nassau-Saarbrucken
op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie
Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen
valt. Zie de
bewerkingsgeschiedenis
aldaar.
- Hans Ammerich,
Landesherr und Landesverwaltung. Beitrage zur Regierung von Pfalz-Zweibrucken am Ende des Alten Reiches
, dissertatie, Munchen, 1979, Saarbrucken, 1981.
- Hans Ammerich,
Die pfalz-zweibruckischen Witwenresidenzen Bergzabern und Meisenheim
, in:
Mitteilungen des Historischen Vereins der Pfalz
, 101, 2003.
- Johann Heinrich Bachmann,
Pfalz-Zweibruckisches Staats-Recht
, Tubingen, 1784.
- dr. A.W.E. Dek,
Genealogie van het Vorstenhuis Nassau
, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1970.
- Richard Graf Du Moulin-Eckart,
Pfalzgraf Friedrich Michael von Zweibrucken
, in:
Beilage zur Allgemeinen Zeitung
, Nr. 208, Munchen, 6 september 1892.
- Richard Graf Du Moulin-Eckart,
Zweibrucken und Versailles
, in:
Neue Heidelberger Jahrbucher
, 5, 1895.
- Michel Huberty, Alain Giraud, F. & B. Magdelaine,
l’Allemagne Dynastique. Tome III Brunswick-Nassau-Schwarzbourg
, Alain Giraud, Le Perreux, 1981.
- Richard Hummel & Clemens Jockle,
Zur Baugeschichte der Bergkirche
, in:
Der Turmhahn
, 34, 1990.
- Johann Georg Lehmann,
Vollstandige Geschichte des Herzogtums Zweibrucken und seiner Fursten, deren Stamm- und Voraltern des K. Baierischen Hauses
, Munchen, 1867, herdruk Osnabruck, 1974.
- Ludwig Molitor,
Geschichte einer deutschen Furstenstadt, Vollstandige Geschichte der ehemals pfalz-bayerischen Residenzstadt Zweibrucken mit der Bayerischen Krone
, Zweibrucken, 1885, herdruk Zweibrucken, 1989.
- Adalbert Prinz von Bayern,
Der Herzog und die Tanzerin
, Neustadt an der Weinstraße, 1966.
- Albert Ruppersberg,
Geschichte der ehemaligen Grafschaft Saarbrucken, nach Friedrich und Adolf Kollner neubearbeitet und erweitert, II. Teil, Von der Einfuhrung der Reformation bis zur Vereinigung mit Preußen 1574-1815
, 2e verbeterde druk, Saarbrucken, 1910.
- Detlev Schwennicke,
Europaische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europaischen Staaten. Neue Folge
, Marburg 1978-1982.
- Gunther Volz,
Vaterliche Ermahnungen des Georg Petersen (1708-1783)
, in:
Blatter fur pfalzische Kirchengeschichte und religiose Volkskunde
, 75, 2008.
- Gunther Volz,
Karoline von Pfalz-Zweibrucken (1704-1774), "Ober-Vormunderin und Regentin des Herzogtums"
, in: Charlotte Gluck-Christmann (Hrsg.) m.m.v. Thomas Wiercinski & Bernhard Becker,
Die Wiege der Konige, 600 Jahre Herzogtum Pfalz-Zweibrucken
, Zweibrucken, 2010, p. 182-185.
- Georg Weber,
Jugendeindrucke und Erlebnisse
, Leipzig, 1887.
- Medieval Lands - Nassau
.
- Medieval Lands - Palatinate
.
Voetnoten
- ↑
a
b
c
d
Huberty et al. (1981).
- ↑
a
b
c
d
e
Medieval Lands - Nassau
.
Gearchiveerd
op 28 mei 2023.
- ↑
a
b
c
d
e
Dek (1970).
- ↑
a
b
c
Medieval Lands - Palatinate
.
Gearchiveerd
op 28 mei 2023.
- ↑
Lehmann (1867), p. 490.
- ↑
Du Moulin-Eckart (1895), p. 229-280.
- ↑
Ammerich (1981), p. 79 e.v.
- ↑
Schreiben Ihrer Hochfurstl. Durchleuch: Der Verwittibten Frau Pfaltz-Grafin zu Zweybrugg etc. etc. Ober-Vormunderin und Regentin dieses Herzogthums / An Eine Hochlobliche allgemeine Reichs-Versammlung, Zweybrugg den 10. Septembr. 1736.
- ↑
Ammerich (2003), p. 159-171.
- ↑
Landesarchiv Speyer, B, Nr. 1553 betr. Wittumshof
; Bachmann (1784), p. 84 e.v.
- ↑
Hummel & Jockle (1990), p. 26-28.
- ↑
Bayerisches Hauptstaatsarchiv, Geheimes Hausarchiv, Hausurkunden 5276
.
- ↑
Du Moulin-Eckart (1892).
- ↑
Adalbert Prinz von Bayern (1966), p. 23 e.v.
- ↑
Volz (2008), p. 95-114.
- ↑
Volz (2010), p. 183.
- ↑
Weber (1887), p. 37 e.v.
- ↑
20 augustus 1751, Bergzabern, papier, dubbelblad, 24 × 37 cm, met zegel en handtekening,
Bayerisches Hauptstaatsarchiv, Geheimes Hausarchiv, Hausurkunden 5276
.
- ↑
Ruppersberg (1910), p. 192-194.
- ↑
Patriotisches Archiv fur Deutschland, Band 2
, Frankfurt en Leipzig, 1785, p. 480 e.v.
|