De
COSPAR-identificatiecode
(
Engels
:
International Designator
, afgekort
COSPAR-ID
) is een code die wordt toegekend aan kunstmatige objecten in de
ruimte
. Het systeem is algemeen bekend als het COSPAR-systeem, genoemd naar de
Commissie voor Ruimteonderzoek (COSPAR)
als onderdeel van de
Internationale Raad voor Wetenschappen
.
Met behulp van de COSPAR-code worden alle kunstmatige objecten in de ruimte, ongeacht hun grootte en oorsprong, vastgelegd met hun
orbitale
gegevens. De termen objecten en
ruimtevaartuigen
zijn in de definitie van de COSPAR breed gedefinieerd zodat ook rekening gehouden kan worden met
ruimtepuin
dat onder andere resteert na de lancering van een raket en in een baan om de
aarde
draait. Door middel van de registratie kunnen onder andere verstoringen uit
astronomische
observatiegegevens worden gefilterd en mogelijke botsingen tussen objecten worden voorspeld.
Niet alle kunstmatige objecten in de ruimte worden geclassificeerd. Zeer kleine objecten die losraken van een
draagraket
of
satelliet
en onafhankelijk in een baan om de aarde circuleren worden niet gerubriceerd. Restanten van mislukte lanceringen krijgen geen registratienummer maar worden gecatalogiseerd onder een niet-gestandaardiseerde naam en ook
suborbitale ruimtevluchten
worden niet gecatalogiseerd.
[1]
Naast de COSPAR-identificatie worden kunstmatige objecten in de ruimte ook geclassificeerd met een satelliet catalogusnummer ook wel
North American Aerospace Defense Command (NORAD)
catalogusnummer of objectnummer van het
United States Space Command
(USSPACECOM) genoemd.
Het United Nations Office for Outer Space Affairs (UNOOSA) en het Space Science Data Coordinated Archive (NSSDCA) van
NASA
houden twee catalogi bij met aanvullende informatie over draagraketten en ladingen. Terwijl UNOOSA de COSPAR-ID gebruikt maakt de NSSDCA gebruik van de Master Catalog waar een nauw verwante aanduiding genaamd NSSDCA-identificatiecode wordt toegepast.
In de
astronomische
traditie (
sterren
,
kometen
en
planetoiden
) werd vanaf 1957 elke eerste waarneming overeenkomend met een raketlancering aangeduid met een jaartal en een
Griekse letter
.
Spoetnik 1
werd bijvoorbeeld 1957 Alpha 2 genoemd.
[2]
Het lanceervoertuig dat helderder in een baan om de aarde was werd 1957 Alpha 1 genoemd.
[3]
Als er meerdere objecten moesten worden onderscheiden kregen ze een numerieke waarde op basis van hun grootte. Vanaf 1961 voldeden de letters van het Grieks alfabet door het aantal waarnemingen niet meer en werd een tweede reeks ingevoerd.
[a]
Dit eerste aanduidingssysteem wat was ontwikkeld door de
Universiteit van Harvard
bleef in gebruik voor satellieten die tot eind 1962 werden gelanceerd waarna het werd vervangen door het hedendaagse systeem.
Vanaf 1963 werd de alfabetische (
Latijnse
) alfabetische index van het naamschema jaar-nummer (twee of drie cijfers) aangenomen. De code bestaat uit het jaar van lancering, een driecijferig oplopend nummer voor de lancering van dat jaar en een code van maximaal drie letters die de opeenvolgende identificatie van een stuk in een lancering vertegenwoordigt. De namen van het oude systeem werden vervolgens omgezet in namen van het nieuwe systeem.
Satellieten die vanuit het
Internationale Ruimtestation
worden gelanceerd krijgen een COSPAR-ID toegewezen die begint met "1998-067" omdat de eerste module van het ruimtestation in 1998 werd gelanceerd. Bijvoorbeeld de satelliet GOMX-3, gelanceerd op een
H-II Transfer Vehicle
op 19 augustus 2015 vanuit het
Tanegashima Space Center
in Japan heeft de COSPAR-ID aanduiding 1998-067HA omdat het voor het eerst arriveerde op het internationale ruimtestation vanwaar het later werd gelanceerd.
[4]
Ruimtevaartuigen die een baan om de aarde niet voltooien, bijvoorbeeld lanceringen die de baan niet bereiken, krijgen geen ID's toegewezen.
Bronnen, noten en/of referenties
- Noten
- Externe link
- Referenties