De
brief van
Paulus
aan Titus
(vaak kortweg
Titus
genoemd) is een boek in het
Nieuwe Testament
van de
Bijbel
en is met
1
en
2 Timoteus
onderdeel van de
pastorale brieven
. De brief presenteert zich als een
brief van Paulus
aan zijn naaste medewerker Titus. De brief telt drie hoofdstukken en werd geschreven in het
Koine
-
Grieks
.
De brief lijkt in eerste instantie een beknopte versie van de
eerste brief van Paulus aan Timoteus
, met vermaningen ten aanzien van de eisen waaraan de kerkelijke ambtsdrager moet beantwoorden (Titus 1:5-9), de manier waarop verschillende groepen en personen in de gemeente zich moeten gedragen (Titus 2:1-10; 3:1-4) en vooral weer tegenover de dwaalleraren (Titus 1:10-16; 3:9, 10). Titus kan dan ook worden beschouwd als een gemeentevoorschrift naar analogie met 1 Timoteus. Deze overeenkomsten houden niet op bij de onderwerpen van de beide brieven, die enigszins voortkomt uit de vergelijkbare situatie van de personen aan wie de brief geadresseerd is, maar strekt zich ook uit tot een groot aantal zinnen en uitdrukkingen. De schrijver begroet zijn twee vrienden met dezelfde groet, en gaat op dezelfde wijze over op het onderwerp van zijn brief (vergelijk 1 Timoteus 1:2, 3 met Titus 1:4, 5; 1 Timoteus 1:4 met Titus 1:13, 14; 3:9; 1 Timoteus 4:12 met Titus 2:7, 15).
Het grote verschil met de brieven aan Timoteus is de aandacht die in Titus wordt besteed aan een uitvoerige fundering van de
parenese
in het
kerygma
(Titus 2:11-15; 3:4-7) en dat blijkt al uit het opschrift van de brief (Titus 1:2,3). Ook wordt in Titus meer gebruikgemaakt van
hellenistische
religieuze taal.
[1]
Dit gebruik op zich is niet nieuw, maar het bevestigt de tendens die al in de eerdere brieven wordt waargenomen (zie 1 Timoteus 2:1-6, 19; 6:13-16). De persoonlijke toon die
2 Timoteus
overheerst en soms ook wordt aangetroffen in 1 Timoteus, ontbreekt volledig in de brief aan Titus.
De structuur van Titus komt overeen met 1 Timoteus:
[2]
- Opschrift (1:1-4)
- Een doorlopend 'gemeentevoorschrift', gegoten in de vorm van vermaningen aan Titus als type van de ambtsdrager:
- Opdracht: over de ambtsdrager (1:5-9)
- Dwaalleraren (1:10-16)
- Vermaningen voor verschillende groepen in de gemeente (2:1-10)
- Het kerygmatisch fundament van het
christelijk
leven (2:11-15)
- Nieuwe vermaningen, gebaseerd op het kerygma (3:1-7)
- Slot
- Slotvermaningen (3:8-11)
- Persoonlijke mededelingen (3:12-15)
Hoewel Titus en de twee andere pastorale brieven Paulus als afzender vermelden, wordt veelal aangenomen dat de drie brieven in hun huidige vorm niet door Paulus geschreven zijn. De stijl, woordkeuze en onderwerpskeuze verschillen aanzienlijk van die in de andere Paulusbrieven. Het is ook niet duidelijk hoe de brieven in het tijdskader passen dat we uit
Handelingen
kennen.
De datering van de brief aan Titus hangt af van de kwestie van het auteurschap. Indien Paulus de brief daadwerkelijk heeft geschreven, is de datering als volgt: de brief werd geschreven na Paulus' bezoek aan
Kreta
(Titus 1:5), Dat bezoek kan niet het bezoek in Handelingen 17:7 zijn, want toen had Paulus niet of nauwelijks gelegenheid voor
evangelisatie
: hij was als gevangene op weg naar
Rome
, waar hij twee jaar bleef. Het is mogelijk dat Paulus (na zijn vrijlating) vanuit Rome naar
Azie
zeilde, onderweg Kreta aandeed en daar Titus achterliet "om in orde te brengen hetgeen nog verbetering behoefde". Vandaar reisde hij naar
Efeze
, waar hij Timoteus achterliet. Van Efeze reisde hij naar
Macedonie
, waar hij 1 Timoteus schreef, en vandaar naar Nicopolis in
Epirus
, waar hij dan rond
66
of
67
naar Titus schreef.
Titus bevat een verwijzing naar de
paradox van Epimenides
, een uitspraak van de Griekse filosoof
Epimenides
uit de
6e eeuw v.Chr.
:
Een van hun eigen profeten, zelf een Kretenzer, heeft gezegd: 'Kretenzers zijn onverbeterlijke leugenaars, gemene beesten, vadsige vreters'.
? Titus 1:12
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Dibelius-Conzelmann:
Die soteriologische Terminologie von Tit 2,11ff; 3,4ff
, blz. 108-110
- ↑
Naar: Dr Th. de Kruijf (1966):
De Pastorale Brieven
, J.J. Romen & Zonen, Roermond - Maaseik, blz. 111-126