De
Bosnische Burgeroorlog
(
6 april
1992
-
14 december
1995
) is een van de
oorlogen in Joegoslavie
die uitbraken als gevolg van het uiteenvallen van de
Federatieve Volksrepubliek
Joegoslavie
. De oorlog begon vlak nadat de meerderheid van de inwoners van Bosnie Herzegovina op 29 februari en 1 maart 1992 tijdens het referendum koos voor onafhankelijkheid. Vlak daarvoor hadden Slovenie en Kroatie zich al onafhankelijk verklaard. De Serviers, met name Bosnische Serviers, accepteerden de uitslag niet. Veel van hen boycotten het referendum, dat overigens door de EU, VN en VS als legitiem werd gezien. Met behulp van Servie en restanten van het JNA (Joegoslavisch volksleger) werd begonnen met de bezetting van ongeveer 70% van het territorium binnen Bosnie Herzegovina. Dit ging gepaard met gruwelijke misdaden tegen de menselijkheid, waaronder moorden en etnische zuiveringen. Veel van deze daden zijn later in Den Haag bij het oorlogstribunaal veroordeeld. Zo is in 2007 een aantal oorlogsmisdadigers, met name
Bosnische Serviers
, veroordeeld voor genocide die gedurende de oorlog werd uitgevoerd op de
Bosniakken
.
Volgens historici had de Bosnische Burgeroorlog verschillende aanleidingen. In de voormalige republiek Bosnie-Herzegovina, die een onderdeel vormde van
Joegoslavie
, woonden diverse etnische bevolkingsgroepen. De voornaamste waren de
Bosniakken
,
Bosnische Kroaten
en de
Bosnische Serviers
. Een directe aanleiding voor het escaleren van een conflict dat al meerdere jaren duurde was het uitroepen van de onafhankelijkheid van de republiek Bosnie-Herzegovina en het uiteenvallen van Joegoslavie.
De regering van de republiek Bosnie en Herzegovina had op 29 februari en 1 maart 1992 een referendum uitgeschreven met de vraag of Bosnie en Herzegovina onafhankelijk moest worden. De Bosnische Kroaten en Bosniakken, dit waren voornamelijk etnische moslims die in Bosnie en Herzegovina woonden, stemden in meerderheid voor onafhankelijkheid. De Bosnische Serviers boycotten deze verkiezingen; zij waren tegen onafhankelijkheid en vonden dat het referendum ongrondwettelijk was. Aangezien de meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het referendum voor onafhankelijkheid was riepen de Bosnische Kroaten en Bosniakken op 5 april 1992 de onafhankelijkheid uit. Als reactie hierop riepen de Bosnische Serviers op 7 april 1992 een eigen republiek uit: de
Servische Republiek
(Republika Srpska) en eisten grote gebieden op waar een minderheid van Bosnische Serviers woonde.
Al voor het referendum vormden de drie etnische groepen eigen legers en lokale milities, waarbij de Bosnische Serviers werden gesteund door het
Joegoslavisch Volksleger
. Dit was destijds een van de grootste legermachten in Europa. De legers en milities bestonden, zeker in het begin van de oorlog, vooral uit criminelen, voetbalvandalen, nationalisten en paramilitairen en in mindere mate uit gewone soldaten; die laatsten waren namelijk vaak niet bereid te vechten, aangezien de etnische strijd ondanks de propaganda weinig steun onder de bevolking had, waardoor de desertiepercentages zeer hoog waren.
[1]
Een van de eerste gewelddadige incidenten vond plaats op 30 september 1991, toen het Joegoslavische Volksleger, dat voornamelijk uit Bosnische Serviers bestond, het door Bosnische Kroaten bewoonde stadje
Ravno
verwoestte, tijdens de strijd om het in
Kroatie
gelegen
Dubrovnik
. In afwachting van de resultaten van het referendum op 29 februari en 1 maart 1992 escaleerde de situatie snel. Op verschillende plaatsen braken gevechten uit, in eerste instantie tussen Bosnische Serviers en Bosniakken. Met name in Oost-Bosnie, in de
Drinavallei
, en het noordwesten van het land pleegden milities van de Bosnische Serviers vanaf april 1992 massamoorden en etnische zuiveringen op Bosniakken en Bosnische Kroaten. In de steden
Bijeljina
,
Vi?egrad
,
Zvornik
,
Fo?a
,
Bratunac
,
Sanski Most
,
Prijedor
,
Kozarac
, en andere werden de Bosniakken het voornaamste doelwit. De Bosnische Serviers stichtten ook vele concentratiekampen, waarvan
Kamp Omarska
het beruchtste was. Andere voorbeelden van Bosnisch Servische concentratiekampen zijn
Kamp Trnopolje
,
Kamp Manja?a
en
Keraterm
.
De grootste etnische zuivering voltrok zich in
Srebrenica
op 11 juli 1995. Daar zijn door Bosnisch-Servische milities op een dag meer dan 8000 personen, voornamelijk mannen met als etnische achtergrond Bosniak, vermoord. Veel van de betrokkenen werden uiteindelijk berecht door het
Joegoslavie-tribunaal
. Het wordt na de etnische zuiveringen in de Tweede Wereldoorlog als een van de gruwelijkste daden in Europa gezien.
In het begin van de burgeroorlog (1992) vochten de Bosnische-Kroaten en de Bosniakken voornamelijk samen tegen de Bosnische-Serviers, die als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaring een eigen republiek hadden uitgeroepen: de
Servische Republiek
, gesteund door de republiek
Servie
onder leiding van
Slobodan Milo?evi?
en gesteund door de politieke leider van de Bosnische-Serven
Radovan Karad?i?
. In 1993 ontstond er tevens even conflict tussen de Bosniakken en de Bosnische Kroaten. De Bosnische Kroaten kregen reeds steun vanuit de republiek
Kroatie
, terwijl de Bosniakken er vaak alleen voorstonden aangezien ze ingesloten waren door beide partijen. In enkele gevallen kon militaire hulp van buiten, zoals bijvoorbeeld van Turkije de Bosniakken bereiken. Het bekendste conflict tussen de Bosnische-Kroaten en Bosniakken was de verwoesting van de oude brug in Mostar door de Bosnische-Kroaten, de
Stari Most
, die waarschijnlijk het bekendste symbool van Bosnie-Herzegovina was tot dan. In 1995 besloten de Bosniakken en Bosnische-Kroaten vrede na een overleg tussen de president van Kroatie
Franjo Tuđman
en de 1e president van Bosnie-Herzegovina
Alija Izetbegovi?
.
Als gevolg van de oorlog in Bosnie en Herzegovina breidde de
VN-Veiligheidsraad
het mandaat van de vredesmacht
UNPROFOR
, die tot dan toe actief was geweest in
Kroatie
, in juni 1992 uit naar Bosnie en Herzegovina. UNPROFOR kon, gehinderd door een beperkt mandaat, beperkte middelen en het gebrek aan bereidheid van de internationale gemeenschap ? met name landen als de
Verenigde Staten
en
Frankrijk
? om gewapenderhand in te grijpen, niet voorkomen dat de strijd doorging. Hoe frustrerend dit was voor de meeste VN-soldaten is o.a. te zien in de film
Warriors: Bosnia 1992
. Na etnische zuiveringen door Bosnische-Serven in o.a. Srebrenica, zie ook de
val van Srebrenica
, en een mortieraanval op een markt in
Sarajevo
, waarbij vele inwoners van de belegerde stad omkwamen, veranderde het internationale politieke klimaat en werd door de internationale gemeenschap een Rapid Reaction Force ingezet. Deze werd gesteund met door de
NAVO
-bombardementen tijdens
Operation Deliberate Force
. Dit dwong met name de Bosnische-Serven tot het beeindigen van de gewapende strijd en bracht de strijdende partijen aan de onderhandelingstafel in het Amerikaanse
Dayton
. Als gevolg van deze onderhandelingen, en onder druk van verder ingrijpen door de internationale gemeenschap, werd het
Verdrag van Dayton
bereikt door de drie partijen.
De Bosnische Serviers en Bosniakken hebben zich gedurende de burgeroorlog schuldig gemaakt aan
etnische zuiveringen
in heel Bosnie-Herzegovina. Met name in steden als Srebrenica en Prijedor werden Bosniakken en moslims door de Bosnische-Serviers vermoord, verkracht en verdreven. De Servische plaats Kravica werd tijdens het orthodox kerstfeest aangevallen door Bosnische moslims onder Oric, waarbij veel Orthodoxe burgerslachtoffers vielen. De val van de enclave
Srebrenica
op 11 juli 1995, die onder leiding van de Nederlandse Dutchbat stond, is sindsdien wereldnieuws geworden. De dag erna, op 12 juli, werden er meer dan 8000 Bosniakken vermoord. De VN heeft aangegeven dat genocide is gepleegd door de Bosnische Serviers en heeft zich ingezet om de verantwoordelijken op te pakken en te vervolgen. De toenmalige generaal van de Bosnische Serviers Ratko Mladi?, maar ook Radovan
Karadzic en vele andere zijn en of worden sindsdien vervolgd en berecht door het Joegoslavie Tribunaal in Den Haag.
In totaal werden 2,2 miljoen inwoners van Bosnie van huis en haard verdreven. Ca. 100.000 kwamen om, 60% bestaande uit leden van milities, waaronder overigens ook soldaten uit Servie en Kroatie. De 40% burgerslachtoffers waren voor twee derde deel Bosniakken.
In het
Verdrag van Dayton
werd bepaald dat de republiek Bosnie en Herzegovina zou gaan bestaan uit twee afzonderlijke entiteiten: de
Republiek Srpska
en de
Federatie van Bosnie en Herzegovina
. Verder was in het Daytonverdrag ook aandacht voor verkiezingen, mensenrechten en een
grondwet
. Tegenwoordig kampt Bosnie en Herzegovina met twee verschillende problemen: de wederopbouw na de oorlog en de verandering van een
communistisch
systeem naar een
kapitalistische
samenleving. Na afloop van de Bosnische Burgeroorlog werd de naleving van het Verdrag van Dayton gecontroleerd door achtereenvolgens de
NAVO
-vredesmachten
IFOR
en
SFOR
, en later de
EU
- vredesmacht
EUFOR
.
Daar waar het land zich de afgelopen jaren langzaam uit het economische slop probeert te werken, door met name het opkomende toerisme en de samenwerking met de Europese Unie, blijft de politieke situatie in Bosnie en Herzegovina nog steeds erg onstabiel. Voornaamste reden voor de instabiliteit betreft de huidige bestuurlijke indeling van het land, met twee federale republieken met vergaande bevoegdheden. De twee federale entiteiten, Republika Srpska (RS) en de Bosniak-Kroatische federatie, hebben een vergaande autonomie terwijl de EU juist een versterking van de centrale overheid als voorwaarde stelt voor verdere toenadering tot de EU. De regering van RS wil daar niets van weten. Zij wil juist een uitbreiding van hun mogelijkheden om o.a. beslissingen op landelijk niveau met een veto te blokkeren. Zo dreigde de regering van RS zich op 22 februari 2015 uit alle federale staatsorganen terug te trekken en op die manier de landelijke overheid lam te leggen. De drie etnische groepen hebben nog steeds onoverbrugbare geschillen over een hervorming van de grondwet. Daardoor werd in Bosnie weer openlijk gepraat over de mogelijkheid op een nieuwe oorlog. ?Als wij het niet eens worden, blijft alleen de optie oorlog”, aldus Sulejman Tihi?, die tussen 2002 en 2006 zitting had in het driepresidentschap van Bosnie en Herzegovina. Daarnaast wilde de toenmalig Bosnisch-Servische federale president Milorad Dodik dat de Bosnische Serven in de nieuwe grondwet de mogelijkheid krijgen zich af te scheiden van Bosnie Herzegovina, met het oog op een mogelijke aansluiting bij 'moederland' Servie.
Noten
- ↑
John Mueller: 'The Banality of Ethnic War',
International Security
, deel 25, nr. 1, p. 42-70.
|