Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De
boogbrug
(als stenen variant soms
welfbrug
) is het oudste niet-triviale ontwerp voor een
brug
, bedacht in
Mesopotamie
en verfijnd door de
oude Grieken
en
Romeinen
. Eerst werd er slechts een
bouwmateriaal
gebruikt, steen. De Romeinen hebben het ontwerp ook veelvuldig toegepast voor hun aquaducten. Zij gebruikten een soort cement om de stenen beter op elkaar te laten aansluiten. Een stenen boogbrug wordt wel een
welfbrug
genoemd.
[1]
Moderne boogbruggen worden zowel van
staal
als van
beton
gebouwd. Ook
gelamineerd hout
wordt wel toegepast.
De werking berust op het feit dat in een gelijkmatig belaste boog uitsluitend
drukkrachten
optreden. In de praktijk zal dit overigens nooit zo zijn en treden ook
momenten
op. Deze momenten, die normaal gezien
trekspanningen
veroorzaken, blijven echter relatief klein. Dankzij de veel grotere drukkracht zal er uiteindelijk geen trekspanning ontstaan in de boog. Dit is een welkome eigenschap wanneer materialen gebruikt worden die uitsluitend goed zijn in het opvangen van druk. De boogbrug is daarom lang het populairste ontwerp geweest voor overspanningen van middelmatige lengte. De drukkracht is daarbij de belangrijkste parameter, die bij het ontwerpen de dikte van de boog bepaalt.
Er zijn verschillende typen boogbruggen:
- De "zuivere" boogbrug: het rijdek ligt over het algemeen boven de boog. Via drukkrachten in de brugconstructie wordt het gewicht van de brug afgeleid naar de boog, wat resulteert in zowel horizontale als verticale krachten op de
fundering
.
- De boogbrug met trekband: dit type wordt het meest toegepast bij grotere overspanningen. De boog ligt over het algemeen (maar niet noodzakelijk) boven het rijdek. Het gewicht van het rijdek en het verkeer wordt via
trekkracht
in de verticale staven via de boog afgeleid naar de fundering. Door een horizontale trekband aan te brengen tussen de uiteinden van de boog worden de horizontale
spatkrachten
op de
landhoofden
opgeheven, waardoor de fundering alleen verticale krachten te verwerken krijgt. Het rijdek zelf fungeert vaak als trekband.
Bij de typering wat betreft ligger / boog zijn er drie soorten te onderscheiden:
- Boogbrug met trekband waarbij de boog stijf is en de ligger slank, bijv. de
Kuilenburgse spoorbrug
;
- Verstijfde Staafboogbrug
/Langerse brug, waarbij de boog slank is en de ligger stijf, bijvoorbeeld de
Schalkwijkse spoorbrug
;
- Lohse-boogbrug waarbij zowel de boog als de ligger stijf zijn, vernoemd naar Hermann Lohse (1815?1893) die dit type eind 19e eeuw ontwikkelde.
-
Boogbrug met trekband
-
Langer boogbrug
-
Lohse boogbrug
Vaak zijn er per overspanning twee bogen, aan weerszijden van het rijdek. Soms zijn er vier, zoals bij de
Waalbrug bij Nijmegen
. Meestal zijn die bogen op vele plaatsen met elkaar verbonden. Soms is er maar een boog, zoals bij de
Svinesundbrug
of bij
De Oversteek
(in het laatste geval zich splitsend aan de uiteinden).
Bij de typering wat betreft hangers zijn er 3 soorten te onderscheiden:
- Boogbrug met trekband met verticale hangers
- Nielsenboogbrug met diagonale hangers die maximaal een andere hanger kruisen. Gepatenteerd door de
Zweed
Octavius F. Nielsen in 1926.
- Netwerkboogbrug met diagonale hangers die elkaar meerdere keren kruisen, ontwikkeld door
Noor
Per Tveit aan het eind van de
jaren 50
.
[2]
Enkele bekende boogbruggen zijn:
Bronnen, noten en/of referenties
|