Beleg van Leningrad
|
Onderdeel van de
Tweede Wereldoorlog
|
|
De situatie nabij Leningrad
|
Datum
|
8 september
1941
-
27 januari
1944
|
Locatie
|
Leningrad
,
Sovjet-Unie
|
Resultaat
|
Overwinning voor de Sovjet-Unie
|
Strijdende partijen
|
|
Leiders en commandanten
|
|
Troepensterkte
|
|
Verliezen
|
Onbekend
|
300.000 militairen, 16.470 burgers door bombardementen en naar schatting 1 miljoen burgers door uithongering en kou.
|
|
Het
Beleg van Leningrad
(
Russisch
: блокада Ленинграда;
blokada Leningrada
) was de langdurige belegering van de
Sovjet-Russische
stad
Leningrad
(later wederom
Sint-Petersburg
) door
Duitse
troepen aan het
oostfront
van de
Tweede Wereldoorlog
(in de voormalige
Sovjet-Unie
en Rusland bekend als
Grote Vaderlandse Oorlog
) en een van de bloedigste episodes daarin. Het Duitse aanvalsplan dat tot het beleg leidde heette
Unternehmen Nordlicht (1942)
. De Duitsers slaagden er evenwel niet in de stad te veroveren; hun beleg duurde vanaf
8 september
1941
tot
27 januari
1944
en eindigde met hun terugtrekking, waarna Leningrad definitief buiten het schootsveld van de Duitse
artillerie
kwam te liggen. De prijs in aantallen slachtoffers was echter zeer hoog.
Het beleg van Leningrad maakte deel uit van de Duitse aanval op de Sovjet-Unie:
Operatie Barbarossa
. Toen op 22 juni 1941 de Duitse aanval op de
Sovjet-Unie
begon, had
Heeresgruppe Nord
, onder leiding van veldmaarschalk
Ritter von Leeb
, de opdracht gekregen om zo snel mogelijk de
Baltische staten
te veroveren en door te stoten naar Leningrad. Zou deze taak zijn volbracht, dan zou
Heeresgruppe Nord
zich gereed moeten houden om zo nodig
Heeresgruppe Mitte
te steunen bij de aanval op
Moskou
. De verovering van Moskou achtte
Hitler
in deze fase van de strijd van secundair belang. Hitler wilde voor de inname van Moskou eerst
Oekraine
veroveren en de Oostzeehavens bezetten. Oekraine was van groot belang voor de voedselvoorziening en de oorlogsindustrie van
Duitsland
, dat laatste mede vanwege de olievoorraden die zich in het land bevonden. Door de bezetting van de Oostzeehavens, waarvan Leningrad met de marinebasis
Kronsjtadt
de belangrijkste was, zou de
Baltische Vloot
in de
Oostzee
in zijn geheel worden uitgeschakeld. De onmisbare ertstransporten uit het neutrale
Zweden
zouden dan weer even ongehinderd als voorheen (toen de Sovjet-Unie nog neutraal was) kunnen doorgaan.
Alles verliep aanvankelijk volgens plan.
Heeresgruppe Nord
rukte snel op in noordelijke en noordoostelijke richting.
Heeresgruppe Nord
bestond uit het
16e
en
18e leger
en de
4e pantsergroep
.
De 4e pantsergroep bereikte op 26 juni 1941
Daugavpils
. Drie dagen later wist het
18e leger
de in
Letland
gelegen Oostzeehaven van
Riga
te bereiken. Daarna ging de
Wehrmacht
de kust zuiveren. Het
16e leger
had als taak om alle Sovjeteenheden, die door de tanks en pantserwagens voorbij waren gestormd, uit te schakelen. Op 1 juli was het 16e leger de rivier de
Westelijke Dvina
genaderd. Bij deze rivier hergroepeerden de Duitsers zich. Ze hadden alle reden tot tevredenheid, aangezien hun eerste aanvalsgolf succesvol was geweest. Twaalf tot vijftien
divisies
van het
Rode Leger
waren uiteengeslagen. Maar vernietigd waren ze niet.
Elders in de Sovjet-Unie slaagden de Duitsers erin om Sovjeteenheden te omsingelen en te elimineren. In de sector van
Heeresgruppe Nord
lukte dit niet. De Sovjets konden daar een belangrijk gedeelte van hun troepen terugtrekken. Op 2 juli 1941 trad de 4e pantsergroep in het bruggenhoofd aan de Westelijke Dvina aan voor een tweede aanval. Op 5 juli werd
Ostrov
ingenomen, terwijl het 16e leger afzwenkte naar het oosten om de 4e pantsergroep in de
flank
en de rug te dekken. Ook de hoofdmacht van het 18e leger werd naar het oosten gestuurd en rukte op naar
Pskov
, dat in de omgeving van het
Meer van Pskov
ligt. Een korps bleef achter in
Estland
om de kust te zuiveren.
Duidelijk tekende zich nu de strategie van Von Leeb af. Hij wilde in het gebied tussen het
Peipusmeer
en het
Ilmenmeer
zo snel mogelijk een doorbraak forceren om dan met een geconcentreerde strijdmacht verder op te rukken naar Leningrad.
Tussen het Peipusmeer en het Ilmenmeer hadden de Duitsers een overmacht aan grondtroepen. Bovendien had de
Luftwaffe
luchtoverwicht
. Leningrad liet zich door deze bedreiging vooralsnog niet uit het veld slaan. In hoog tempo werden er
opoltsjenije-bataljons
gevormd. Opoltsjenije-bataljons waren geimproviseerde eenheden van arbeiders, studenten en zelfs schooljongens. Bovendien werden honderdduizenden burgers in de eerste dagen van juli gemobiliseerd om rond de stad drie gordels van
loopgraven
en
antitankgrachten
te graven.
De Sovjetregering had te weinig rekening gehouden met het feit dat Leningrad ook vanuit het zuiden zou kunnen worden aangevallen, aan welke zijde zich dan ook geen verdedigingswerken bevonden. De inwoners van Leningrad probeerden nog een buitenste verdedigingsgordel aan te leggen langs de
Loega
, maar voor ze daarmee klaar waren, hadden de Duitsers deze rivier al bereikt.
Op 25 juni 1941 vielen de Finnen de Sovjet-Unie binnen, de
Vervolgoorlog
, vrijwel tegelijkertijd met de Duitsers, waarbij zij werden gesteund door het Duitse
Armee Norwegen
vanuit het bezette
Noorwegen
. De eerder verloren gebieden werden snel heroverd, doordat de Sovjet-Unie haar verdediging moest concentreren op de aanval van de Duitsers. De Finnen stootten echter door en bezetten heel
Oost-Karelie
, een gebied dat sinds de
Vrede van Stolbovo
in 1617 niet meer tot het Finse of Zweeds/Finse grondgebied had behoord.
Ze namen deel aan de omsingeling van Leningrad aan de noordzijde, maar ondanks verzoeken van de Duitsers om te helpen bij de aanval op Leningrad, wilden de Finnen niet actief deelnemen aan de strijd.
De opmars van de Duitsers stokte echter al snel doordat deze vastliep in de moerassen tussen het Ilmenmeer en de stad
Loega
. Daarbij kwam dat de Sovjets steeds meer verzet boden. De
Blitzkrieg
in het noorden was afgelopen. De Duitsers rukten niet meer honderden kilometers op, maar stonden vast in een moerassig gebied en stuitten op steeds sterker verzet van de Sovjets en de opoltsjenije-bataljons.
Ritter von Leeb kreeg bovendien nog andere zorgen aan zijn hoofd. Het korps dat hij in Estland had achtergelaten, stootte bij de opmars naar het noorden onverwacht op hevig verzet. Een groot deel van de Russische
Baltische Vloot
bevond zich nog in
Tallinn
. De 20.000
mariniers
en 25.000 gemobiliseerde burgers trachtten de stad zo lang mogelijk te verdedigen. Von Leeb had daar niet op gerekend. Hij had juist verwacht dat de Duitsers in het anti-Russische
Estland
als bevrijders zouden worden ontvangen en dat het Rode Leger zich snel uit de voeten zou maken. Niets was minder waar. Nu was hij zelfs genoodzaakt om enkele divisies van het 18e leger, die hij voor de doorbraak naar Leningrad had bestemd, terug te sturen naar Estland.
Verder besloot Von Leeb de linkervleugel van zijn pantsergroep ver naar het westen af te laten zwenken, ten einde via
Narva
om het moerasgebied heen te trekken om zo het veel betere wegennet ten zuiden van Leningrad te benutten. Zo werd de kracht van de 4e pantsergroep van
Heeresgruppe Nord
steeds geringer.
De bedreiging voor Leningrad was nog steeds groot, maar de Duitsers waren nu gedwongen hun strijdkrachten te verspreiden over een veel breder front dan ze aanvankelijk hadden voorzien. Ook hoefden ze op versterkingen niet te rekenen, aangezien
Heeresgruppe Mitte
en
Heeresgruppe Sud
het zelf eveneens zwaar te verduren hadden. Hitler begon zich er al op in te stellen dat hij Moskou niet voor het begin van de winter zou veroveren. Wel bleef hij eisen dat de
Krim
, het
Donetsbekken
(de
Donbas
) en Leningrad bezet zouden worden voordat de winter inviel.
Op 30 juli 1941 kreeg Von Leeb nieuwe orders van Hitlers hoofdkwartier. Nu de snelle doorstoot was mislukt, moest hij voorlopig afzien van een omsingeling van het stadsgebied van Leningrad. Hij diende slechts de vijand tussen
Narva
en het Ilmenmeer te verslaan en met een frontlijn van het
Ladogameer
tot aan de
Finse Golf
de toevoerwegen naar Leningrad af te sluiten. Op 10 augustus openden de Duitsers het grote offensief om dit doel te bereiken. Het lukte de Duitsers op 15 augustus de Sovjet verdedigingsgordel te doorbreken. Op 16 augustus wisten de Duitsers de stad
Krasnogvardejsk
te veroveren, waarmee de voor verdedigers belangrijke spoorwegverbinding was verbroken. Pas later zou herstel van deze verbinding mogelijk zijn. Intussen waren vijf divisies van het 18e leger, die Von Leeb dringend nodig had in het noorden, er nog steeds niet in geslaagd
Tallinn
te veroveren. De grote aanval op Tallinn begon op 19 augustus en duurde een week. Toen op 27 augustus de evacuatie begon van de Sovjetstrijdkrachten, slaagde de
Marine van de Sovjet-Unie
erin duizenden manschappen over te brengen naar
Kronsjtadt
. Zo kon het front van Leningrad, tegen alle verwachtingen in, worden versterkt.
Andrej Zjdanov
had de leiding over de verdediging van Leningrad. Hij constateerde dat het nog hooguit enkele weken duurde voordat de vijand voor de poorten van Leningrad zou staan. In die paar weken had de stad zich ingegraven en een geimproviseerd verdedigingsnet opgezet.
Het begin was volstrekt onvoorbereid, rommelig, maar wel heel
patriottisch
. Het beeld was vol verwarring, haast, chaos en achterdocht. Duizenden stedelingen werden ingezet voor het graven van schuilkelders en het opwerpen van barricades. Bij de
mobilisatiebureaus
meldden zich in nauwelijks een week tijd 212.000 oorlogsvrijwilligers.
[1]
De meesten werden ingelijfd bij het arbeiderslegioen. Ze droegen uniformen van het Rode Leger, maar in feite behoorden ze tot de
opoltsjenije
. In grote haast werden de eerste divisies van deze vrijwilligers naar het front gestuurd. Een groot deel van de mannen bestond uit partijleden, maar zo goed als niemand had een militaire achtergrond. Ook de officieren van deze troepen beschikten niet of nauwelijks over enige militaire kennis. Commandowisselingen waren dan ook aan de orde van de dag. Ook waren er veel te weinig wapens. Op 10 juli 1941 was de eerste divisie uit het district van de
Kirovfabrieken
gereed om naar het front te worden gezonden. Er waren echter voor de 11.000 manschappen onvoldoende geweren. Wel waren er een aantal handgranaten en veel
molotovcocktails
.
[1]
Kleine kinderen hadden meer dan een miljoen flessen opgehaald. Deze werden in de fabrieken gevuld met een mengsel van hars, teer en benzine. Met een goed gemikte worp kon men daarmee een tank uitschakelen.
De eerste divisies werden naar een ‘rustige’ sector gestuurd om ervaring op te doen, maar de tweede divisie liep al meteen vast in een Duitse tankaanval. Het volksvrijwilligersleger werd uitgedund. De slagvelden van de Loega-linie lagen bezaaid met tienduizenden Russische doden. Mede door totaal gebrek aan training brachten de vrijwilligers het er slecht vanaf. Sommigen bleven staan om op de vijand te kunnen mikken zonder zelf, plat op de grond, dekking te zoeken.
Rondom Leningrad raakten de wegen vol met allerlei soorten mensen. Er werden steeds meer mensen gemobiliseerd voor het graven van antitankgrachten en loopgraven.
[2]
Bovendien moesten er artilleriestellingen worden aangelegd en moesten er nieuwe verdedigingsstellingen worden gebouwd. Dit werk werd vooral verricht door vrouwen en kinderen, aangezien de mannen naar het
front
waren gestuurd. Naar schatting werkten begin augustus 1941 tussen de 500.000 en 1.000.000 mensen aan de versterkingen.
[2]
De mensen die aan het werk waren om nieuwe verdedigingsstellingen te bouwen, ondervonden constant hinder van aanvallen door Duitse vliegtuigen.
[2]
Het front lag nog ruim honderd kilometer verderop. Er stonden echter in de stad al lange rijen mensen voor de banken en winkels. Mensen namen zo veel mogelijk geld op om het dan allemaal voor voedselinslag te gebruiken. Sinds 18 juli was er een voedseldistributie in werking getreden. De rantsoenen waren redelijk groot: dagelijks 800 gram brood voor de arbeiders, iedere maand 2,5 kilo vlees, veel vet en suiker en peulvruchten.
[2]
Bovendien waren er ook nog ‘vrije’ winkels, waar men zonder bonkaart van alles kon en mocht kopen. Niemand maakte zich echt druk om de voedselvoorziening: er waren, op dat moment, andere zorgen en angsten. Dat nam echter niet weg dat de winkels snel leeg raakten en de stations overvol. Er werden honderdduizenden mensen geevacueerd. In de eerste week van de blokkade werden er maar liefst 235.000 kinderen en 164.000 arbeiders geevacueerd.
[2]
De evacuatie verliep langzaam. De treinen werden naar zeer uiteenliggende bestemmingen gereden. Andere treinen kwamen nauwelijks verder dan twintig kilometer buiten Leningrad, werden daar op zijsporen gereden en stonden daar dagen te wachten, voordat ze weer verder konden of terug naar Leningrad keerden. Er waren plannen gemaakt om nog 700.000 mensen te evacueren, maar dit streefgetal werd bij lange na niet gehaald.
[2]
De spoorverbindingen werden constant gebombardeerd en het leek maar een kwestie van tijd voordat de laatste spoorverbindingen het zouden begeven. Op 30 augustus 1941 werd dan ook de laatste spoorverbinding tussen Leningrad en het achterland verbroken. Er bleven drie miljoen mensen achter in Leningrad.
[2]
De Loega-linie was vijf dagen daarvoor opgegeven en Leningrad wist wat het te wachten stond. Op 20 augustus was de spoorwegverbinding naar Moskou al verbroken. Ook in het noorden, waar de Finnen de strijd aangingen met de Russen, viel het stadje
Vyborg
in Finse handen.
[2]
Op 19 augustus 1941 bereikten Duitse pantsereenheden het gebied rond Krasnovardejsk, veertig kilometer van Leningrad. Op 18 augustus was in Leningrad een speciale Raad van Verdediging opgericht met als de taak ervoor te zorgen dat er wijk-tot-wijk-verdedigingsgordels ontstonden.
[3]
Elke wijk stond vanaf toen onder het commando van de zogenaamde
troika’s
. Dit was een driemanschap met zeer verregaande bevoegdheden. Soortgelijke troika’s werden belast met de leiding over de verdediging van fabrieken. Er moesten snel 150 arbeidersbataljons worden gevormd, bestaande uit ieder 600 manschappen.
[3]
Voordat de avond viel waren er 77 bataljons in zijn geheel gemobiliseerd. Hun wapens bestonden uit geweren en machinepistolen, maar ook uit sabels, houwelen en molotovcocktails. De parken werden omgespit, er kwamen loopgraven en mitrailleurnesten. Enkele honderdduizenden stedelingen werden ingezet voor het opwerpen van barricades.
[3]
Dit keer niet buiten de stad, maar in de stad zelf.
In de riolen van Leningrad ontstond een systeem van bevoorradingsroutes, zodat men voorraden en troepen snel en veilig van het ene naar het andere stadsdeel kon vervoeren. Er werden honderden kilometers antitankgrachten gegraven, een loopgravenstelsel van duizenden kilometers, er kwamen vijfduizend bunkers, sommige van beton, andere van hout of aarde.
[3]
De
Jegorjevfabriek
maakte kant en klare bunkers; grote stalen gevaartes die in de stad werden ingegraven en werden voorzien van artillerie. Ze droegen de naam Vorosjilov-Hotels, naar de bevelvoerder.
Er was in Leningrad een tekort aan springstoffen, en tevens aan lichte en zware wapens. Museumstukken zoals
voorladers
werden weer in gebruik genomen. In en op de trams legde men voorraden granaten en molotovcocktails aan. Kanonnen werden op vrachtwagens gemonteerd. Op deze manier was alles snel verplaatsbaar van het ene stadsdeel naar het andere.
Er werd een spertijd ingevoerd: tussen tien uur ’s avonds en vijf ’s morgens mocht niemand zonder een speciaal pasje de straat op. Patrouilles controleerden ieders papieren. De vrees heerste dat de Duitsers zouden proberen te midden van de nog steeds binnenstromende vluchtelingen de stad te infiltreren.
[4]
Er werd een soort ring om de stad gebouwd. Alle buitenwijken werden verlaten en iedereen zat in het hart van de stad. De ring stond vol met wachttorens, en werd omgeven door zandzakken en tankversperringen. De stad werd vierentwintig uur per dag bewaakt. Er stonden duizenden luchtwachters op hun post. Ze signaleerden elke verdachte beweging. Leningrad wachtte op het moment dat de Duitsers aan zouden vallen. Zouden ze Leningrad met hun grondtroepen in een offensief overlopen, of zouden ze door middel van bombardementen en aanvallen met parachutisten de verdediging onschadelijk maken?
Vooral voor de aanvallen uit de lucht werd gevreesd. Er werden 3.500 luchtwachteenheden gevormd, met totaal 124.000 manschappen.
[4]
Hun taak was om fabrieken, woningen en kantoren te beschermen tegen luchtaanvallen. Ze moesten brandbommen doven, branden blussen en gewonden afvoeren. In de stad zelf stonden 85 luchtdoelbatterijen opgesteld.
[4]
Op 1 september 1941 waren er al tachtig brigades actief, in totaal 50.000 man.
[4]
Elke andere persoon, die er aan kwam om te helpen, werd naar het naderende front gestuurd. Voornamelijk waren het partijleden die als politieke commissaris bij de troepen fungeerden. De politie grendelde de voornaamste wegen en straten af en de parken werden dusdanig omgebouwd, dat het eenvoudig was om eventuele parachutisten (Fallschirmjager) direct uit te schakelen. In elke straat werden kleine gevechtsgroepen gevormd die onder leiding stonden van een sectorchef. Zo werd de stad een ontzagwekkende vesting.
Tegelijkertijd bleven de fabrieken maar oorlogsmateriaal produceren. De tanks werden direct naar het front gestuurd. De wapens werden geleverd aan mannen die onmiddellijk richting de vijand vertrokken.
Een nieuwe dag brak aan voor Leningrad. Het was de vierde dag van september. De eerste Duitse artillerie
granaat
ontplofte in de binnenstad. De daaropvolgende dagen ontploften er nog vele artilleriegranaten in Leningrad. De stad lag onder zwaar artillerievuur. Op zes september werd Leningrad voor het eerst gebombardeerd. De stad was groot en zeer uitgestrekt: de eerste verwoestingen vielen nauwelijks op. Op de avond van acht december 1941 was er weer een zwaar bombardement. Ditmaal was het zuidwesten van de stad aan de beurt. De Duitsers hadden het gemunt op de voedselopslagplaatsen van de stad. Deze brandden bijna in hun geheel af.
Men kwam tot de conclusie dat er in de hele stad nog voor ongeveer twee maanden aan voedsel was, mits er een uiterst krap rantsoen zou worden ingesteld. Er mocht nog maar 1100 ton meel per dag worden gebruikt, waar eerst nog 2100 ton per dag normaal was. En de vooruitzichten over de voedselvoorziening waren niet rooskleurig. Er zou de komende maanden geen korrel graan via Russische bodem de stad kunnen bereiken.
Ondertussen viel ook
Sjlisselburg
aan het Ladogameer. Leningrad wist dat de situatie, voor zover nog mogelijk, verder was verslechterd.
Op 13 september werd
Vorosjilov
als bevelhebber van het
Leningrads Front
vervangen door
Zjoekov
. De stad lag al vijf dagen hevig onder vuur van de Duitsers. In het zuidwesten viel de voorstad
Krasnoje Selo
. Het front was nog maar een kleine vier kilometer verwijderd van de Kirowfabrieken. Hier werd veel oorlogsmateriaal gemaakt. Als deze fabrieken zouden worden veroverd, zag het er wel heel donker uit voor Leningrad.
Men besloot tot het ondermijnen van de gehele zuidelijke helft van Leningrad: zodra de Duitsers zouden binnendringen ging de hele boel de lucht in. Het was 17 september, Zjoekov gaf aan dat de troepen zich niet meer mochten terugtrekken. Wie het in zijn hoofd haalde om ook maar een stap terug te doen, werd doodgeschoten door de eigen troepen.
De Russen hadden een geheim wapen geintroduceerd, de
Katjoesja
’s. Dit waren raketten die de Russen inzetten om de Duitsers van een afstand te bestoken en lichte verliezen toe te brengen. Er werden tien tot twaalf raketten tegelijk afgevuurd. De nieuwe raketwerper kreeg de populaire bijnaam
Stalinorgel
.
De Russische aanvallen werden niet beantwoord met zwaar geschut van de Duitse tanks. De Duitsers hadden geen tanks meer bij Leningrad. Ze waren geruisloos bij het front weggehaald en waren in de richting van
Heeresgruppe Mitte
getrokken. Daar moesten ze de troepen van
Heeresgruppe Mitte
ondersteunen bij de aanval op
Moskou
.
Het oorspronkelijke aanvalsplan, gericht op de verovering van Leningrad met daarna de aanval op Moskou, was dus losgelaten. Hitler gaf het bevel Leningrad in zijn geheel te omsingelen en alle mogelijke toevoerwegen af te sluiten. De stad moest worden vernietigd door uithongering, door artillerievuur en door bombardementen.
Tevens zei Hitler dat een overgave van de stad niet mocht worden geaccepteerd. Hij was bang dat de burgers zich dan bij de
partizanen
aansloten. Van Hitlers voornemen om het overwinningsfeest nog voor de winter in het Leningradse
Hotel Astoria
te vieren kwam niets terecht, ondanks het feit dat de kaartjes voor dit feest al gedrukt waren.
Eind september slaagden de Russen erin de Duitsers vlak voor Leningrad tot stilstand te brengen. De verliezen aan mensen, materieel en grondgebied waren enorm. De stad was voor driekwart afgesneden van de rest van het land. De enige overblijvende route was via het
Ladogameer
naar het dorpje
Kobona
. Het gebied dat de Duitsers in een ijzeren tang hielden, begon in het westen bij de Finse Golf, waar de frontlijn vlak langs de stadsgrens liep. Vanuit die positie bestookten de Duitsers Leningrad gedurende de 872 dagen die het beleg zou duren, met zwaar artillerievuur. Alleen in de winter van 1941-1942 kwamen er al meer dan 40.000 projectielen op Leningrad terecht.
[5]
Het front liep verder met een boog naar Sjlisselburg aan het Ladogameer. Ten noorden waren de Finnen opgerukt tot vlak bij Leningrad, namelijk tot aan
Beloostrov
.
Aan de noordkant van het Ladogameer hadden de Finse troepen ook een aanzienlijke terreinwinst geboekt. De Duitsers en Finnen waren slechts 120 kilometer van elkaar verwijderd.
[5]
Het zou echter de hele oorlog niet lukken deze afstand te overbruggen.
De Russen hadden ten westen van Leningrad nog een aanzienlijk
bruggenhoofd
behouden. Het gebied rond
Oranienbaum
was nog steeds in Russische handen. Daardoor kon ook de belangrijke Russische
marinebasis
op het eiland Kronsjtadt met succes worden verdedigd. De Duitsers konden de stad dus niet vanaf de zeezijde afsnijden. De verdediging van
Kronsjtadt
en Oranienbaum was echter zeer moeilijk. De bevoorrading met wapens, voedsel en medicijnen moest over zee plaatsvinden. Dit gebeurde meestal ook nog eens onder vijandelijk vuur.
Hoewel de omsingeling van de Duitsers het Leningrad erg lastig maakte, was de omsingeling net niet goed genoeg om dodelijk te zijn. Het omsingelde gebied was ruim 3000 km² groot en dit kostte de Duitsers een enorme troepenmacht. Bovendien was het Duitse bruggenhoofd bij Sjlisselburg maar zestien kilometer diep. Het was dus ook vrij kwetsbaar. Op dit punt richtten zich dan ook voortdurend Russische aanvallen, die in januari 1943 eindelijk tot succes zouden leiden. Toen pas zou de verbinding met Moskou worden hersteld. Een ander zwak punt in de omsingeling was natuurlijk het Ladogameer zelf. Hoe moeilijk de verbinding via het Ladogameer ook was, het redde Leningrad wel van de overgave en ook vele mensenlevens. Het was deze
levensader
, de
Weg van het Leven
, die het mogelijk maakte dat dit unieke beleg ? want nog nooit in de militaire geschiedenis werd een miljoenenstad zo lang belegerd - in een fiasco voor de aanvaller eindigde.
Nadat het wat rustiger werd aan het front en de Russen de Duitsers op afstand konden houden, ontstond er een volgend probleem. Er dreigde
hongersnood
in Leningrad. Tijdens het begin van de oorlog beschikte Leningrad over een normale hoeveelheid voedingswaren. Ook tijdens de snelle Duitse opmars werden geen extra maatregelen genomen. Niemand verwachtte dan ook dat de belegering van de stad zo lang zou kunnen duren.
Eind september 1941 bevonden zich ruim drie miljoen mensen in Leningrad.
[6]
De noodmaatregelen om per schip (via de Ladogaroute) en door de lucht extra voedsel aan te voeren waren onvoldoende om de eerder gestelde
rantsoenen
te handhaven. Aan het einde van december konden de mensen in Leningrad weer een klein beetje meer voedsel verwachten. Er kon toen namelijk aanvoer over het bevroren Ladogameer plaatsvinden.
Leningrad ging dus geheel onvoorbereid de verschrikkelijkste winter van zijn bestaan in. Bovendien hadden de fabrieken onvoldoende voorraden om te kunnen blijven produceren. Vanaf december waren dan ook de meeste bedrijven gesloten. Slechts enkele fabrieken werkten door. Dit waren vooral fabrieken die oorlogsmateriaal leverden.
Arbeiders die niet meer konden werken, kinderen, kantoorpersoneel en het niet-werkende deel van de bevolking kregen slechts de helft van het rantsoen dat de arbeiders kregen. Bovendien ontvingen de mensen hun voedselrantsoenen lang niet altijd.
Door het gebrek aan voedsel moest men vindingrijk zijn. Zo slaagde men er voor het eerst in de aardappeloogst in september al in zijn geheel binnen te halen. Men stopte met het
brouwen van bier
en gebruikte de 800 ton
mout
om brood te bakken. Ook de 5000 ton
haver
, die als paardenvoer was bedoeld, werd gebruikt om brood te bakken. Dit zou na verloop van tijd ook opraken en daarom ging men verder met het vinden van alternatieven. Zo ging men bedorven veekoek in het brood stoppen. Normaal gesproken zou dit giftig zijn, maar door de hitte in de oven werden de giftige stoffen verwijderd. Eind november was het brood als volgt samengesteld:
Overal zocht men naar eten. De vloeren van de brouwerijen werden opengebroken, wat als winst 110 ton mout opleverde. Industrie-olie werd geschikt gemaakt voor consumptie. De bakkerijen gebruikten iedere dag twee ton olie voor het invetten van de bakvormen. Als vervanging daarvoor gingen ze een mengsel van water (71%), zonnebloemolie (20%), zeep (4%) en andere stoffen gebruiken.
[7]
Ook voor andere levensmiddelen zocht men naar vervanging. Zo werden de schapendarmen en kalfshuiden opgegeten. Worsten werden van paardenvlees gemaakt. Van
bonen
werd soep gekookt.
In de winter van 1941 op 1942 kwamen tienduizenden mensen in Leningrad om van de honger. Een gevolg van te weinig voedsel is de aantasting van het immuunsysteem. Door de ijzige kou die zijn intrede had gedaan, stierven ook tienduizenden, zo niet honderdduizenden mensen. Dit allemaal als gevolg van het voedseltekort.
Winkels en bakkerijen werden echter nooit geplunderd in Leningrad. Wel vond er in december een toename van het aantal diefstallen plaats. Deze diefstallen waren dan vooral het stelen van bonkaarten van oudere vrouwen of ineengezakte mensen. Als men meer dan 250 gram brood had gestolen zou de
doodstraf
volgen. Er kwam zelfs
kannibalisme
voor. Men at het vlees op van een pas overleden familielid. Volgens geruchten werd er ook mensenvlees op de zwarte markt verhandeld. In interviews met overlevenden, vele jaren na de oorlog, bleek dit helaas geen gerucht te zijn maar een feit. Hoe schokkend dat ook is, het geeft wel aan hoe wanhopig de mensen op sommige momenten waren.
Vaak gingen bonkaarten bij een granaatinslag op het huis verloren. En als men geen bonkaart had, was men overgeleverd aan de hongerdood. De overheid was echter zeer voorzichtig met het uitdelen van bonnen aan mensen die net hun huis, met bonnen, waren verloren. Dit alles om fraude tegen te gaan. Vaak werd ook de dood van familieleden een tijdje stilgehouden, om zo een dubbel rantsoen te verkrijgen.
De enige aanvoerlijn van voedsel was die door de lucht of die over het Ladogameer. De aanvoer over het meer kreeg echter ook nog flinke tegenslag te verwerken. De Duitsers waren er op 9 november in geslaagd het stadje
Tichvin
te veroveren. Goederen die vanuit het binnenland naar het Ladogameer werden aangevoerd, gingen via Tichvin. Nu het stadje in Duitse handen was, werd de aanvoerlijn stukken langer. Bovendien moest het nu door een erg lastig begaanbaar gebied.
Toch werd er nog heel wat voedsel over het Ladogameer aangevoerd; dit was echter onvoldoende voor alle mensen in Leningrad. De Russen gingen met trucks het ijs op die waren volgeladen met voedsel. De trucks raakten vaak in een sneeuwstorm de weg kwijt, of zakten door het ijs. Daarnaast konden de Duitsers het laatste deel van de route over het ijs met artillerievuur bestoken. Zelfs toen de verbinding in januari beter werd, bleef de hoeveelheid aangevoerd voedsel onvoldoende.
[8]
Leningrad zou tot overgave gedwongen zijn als de Russen Tichvin niet hadden heroverd. Een Russisch tegenoffensief leidde op 8 december tot de herovering van deze stad. Dat betekende een aanzienlijke verkorting van de weg die de trucks moesten afleggen. In januari 1942 trok men bovendien de spoorlijn door tot aan de oostkant van het meer, waardoor de route voor de trucks verkort werd tot bijna dertig kilometer over het ijs.
[8]
Het voedsel van de eerste konvooien ging vrijwel direct naar het front. De soldaten kregen al de hele tijd een hoger rantsoen, maar dat nam niet weg dat ook zij uitgehongerd waren. Ziekte en uitputting brachten de defensie van Leningrad in gevaar. Er vond zelfs
desertie
plaats. Extra voedsel was dus hoogst noodzakelijk.
De weg over het ijs maakte ook de evacuatie van duizenden burgers mogelijk. Voordat de stad was afgesneden door de Duitsers, had men de kans gemist om voldoende mensen oostwaarts te transporteren. Nu mochten aanvankelijk alleen zieken, gewonden, oude vrouwen en kinderen per vrachtauto de stad uit. Meestal waren het open trucks, terwijl het soms 25 tot 30 graden vroor.
[9]
Verder trachtten vele burgers te voet het meer over te steken. Bijna allen kwamen daarbij om door de bittere kou.
Eind 1941 was de aanvoer van leidingwater tot stilstand gekomen. Mensen haalden het water uit de
Neva
en stadskanalen. Van vuilophaling was eveneens geen sprake meer. De politieagenten waren simpelweg te zwak om hun werk uit te voeren. In december was slechts een kwart van hen in staat arbeid te verrichten. Pas eind april 1942 kon men een effectieve politiecontrole instellen. Van de brandweerlieden was vaak niet meer dan 10% in staat hun werk naar behoren te verrichten. En dat terwijl de ‘noodkacheltjes’ voor heel wat branden zorgden.
Via aanplakbiljetten en luidsprekers probeerde de
Communistische Partij
de moed er bij de burgers in te houden. Echter: de meeste mensen lazen noch luisterden naar de propaganda-acties van de Sovjetregering. Maar de uithongeringstactiek van de Duitsers zorgde voor een diepgevoelde haat en verbetenheid jegens de nazi's.
Vanuit militair oogpunt bezien was december 1941 het keerpunt in de oorlog. De Duitse
Blitzkrieg
was gestuit op de onverzettelijke taaiheid van de Sovjetmens en de Russische natuur. Hitler was er niet in geslaagd Moskou of Leningrad in te nemen. Gedurende de winter lanceerden de Sovjets zelfs een aantal tegenoffensieven rond het front bij Leningrad. Door de herovering van Tichvin was de totale afsluiting van Leningrad verijdeld. Op 13 januari 1942 begon het Rode Leger een offensief dat er op gericht was het beleg van Leningrad in zijn geheel op te heffen. Eind januari was men na bloedige gevechten zestig kilometer opgerukt, maar
Ljoeban
, een belangrijke schakel voor de spoorwegverbinding tussen Moskou en Leningrad, kreeg men niet in handen. De Duitse terreinverliezen aan het noordelijk front waren overigens veel kleiner dan elders in de Sovjet-Unie. Midden maart slaagden de Duitsers er in het
2e Stoottroepenleger
onder leiding van
Andrej Vlasov
te omsingelen. Vlasov bleef tot juli doorvechten. Na zijn overgave liet hij zich door de Duitse
Wehrmacht
(door Hitler toegestaan mits alleen voor propagandadoeleinden, wat in de praktijk echter sterk werd opgerekt door de Duitse militaire leiding) overhalen om het hoofd van het
Russisch Bevrijdingsleger
te worden. Dit leger streed met de Duitse soldaten mee tegen het communisme van
Stalin
, maar werd ook op andere plekken ingezet.
[10]
In Leningrad leefde de hoop dat de blokkade in de zomer van 1942 zou worden doorbroken. Die hoop was niet gerechtvaardigd en de autoriteiten zagen aankomen dat ook de winter van 1942-1943 heel moeilijk zou worden. Op 5 juli 1942 besloot men daarom om nog eens 300.000 mensen te evacueren.
[11]
Leningrad telde op 1 januari 1943 nog maar 637.000 inwoners.
[11]
In september 1941 waren dit er nog ruim drie miljoen geweest.
Na het invallen van de dooi moest de ijsweg over het Ladogameer worden gesloten en werden de goederen per schip aangeleverd. De ijsweg ging officieel dicht op 23 april 1942.
[11]
Er reden overigens nog gewoon vrachtwagens over het ijs toen het water al op het ijs stond en de weg officieel dicht was. De chauffeurs hadden hun leven gewaagd voor de burgers in Leningrad. Ze wisten op deze manier nog 65 ton
uien
aan te voeren.
[11]
Door de groei van de aanvoer en de grote teruggang van het aantal burgers, vormde de voedselvoorziening niet langer het grootste probleem. Al in de zomer van 1942 waren de rantsoenen groter dan in de rest van de Sovjet-Unie.
In het voorjaar van 1942 was Leningrad totaal vervuild. Overal lagen doden en de autoriteiten vreesden voor een epidemie als de lijken niet waren weggehaald voor ze waren ontdooid. Op 8 maart, de
Internationale Vrouwendag
, gingen duizenden vrouwen de straat op om vuil op te ruimen en lijken te bergen. Op 15 maart had de ‘opruimploeg’ al de grootte van 10.000 vrouwen.
[11]
De Stadsraad stelde toen het schoonmaken verplicht. Via draadtoestellen en aanplakbiljetten werden burgers opgeroepen om te helpen met schoonmaken. De eerste dag kwamen er 143.000 verzwakte mensen de straat op. Een dag later was het aantal gegroeid tot 224.000 en op 4 april waren het er zelfs 318.000.
[12]
Tussen 27 maart en 15 april werden maar liefst 12.000 binnenplaatsen schoongemaakt waarbij 100.000 ton aan vuil werd verwijderd. Langzaam keerde het normale leven terug in Leningrad.
Toch was het gevaar nog niet geweken. Op 23 juli 1942 gaf Hitler de opdracht dat Leningrad in september van datzelfde jaar moest zijn gevallen. Een formidabele strijdkracht werd hiervoor ingezet. Het
11e Leger
onder
Von Manstein
werd van de
Krim
overgeplaatst naar Leningrad.
[12]
Het
11e Leger
had zojuist het beleg van
Sebastopol
met succes afgeweerd. Bovendien werd de
Blauwe divisie
van Spaanse vrijwilligers naar het front gestuurd. In totaal stonden eind juli 1942 21 infanteriedivisies, een tankdivisie en infanteriebrigade in de buurt van Leningrad en het veel omstreden spoorwegknooppunt
Mga
klaar voor een offensief.
[12]
De leiders van het Sovjetleger pleegden ondertussen overleg om een nieuw offensief te lanceren. Ze wilden de blokkade doorbreken en de Duitsers tegenhouden voordat die in de aanval gingen. Maarschalk
Kiril Meretskov
van het
Volchov Front
zou met zijn troepen in westelijke richting trekken. Maarschalk
Leonid Govorov
, bevelhebber van het
Leningrads Front
, zou met zijn troepen in oostelijke richting trekken.
Eind augustus zetten de Sovjettroepen de aanval in, maar deze mislukte. Men kwam niet door de Duitse linies heen. Wel werd op 8 september met drie infanteriedivisies de
Neva
weer even overgestoken, maar het
bruggenhoofd
bleek onhoudbaar. Op 8 oktober, een maand na de oversteek, liet Govorov de troepen weer terugtrekken.
Aan de andere kant verging het de troepen van Meretskov niet veel beter. Na een kleine terreinwinst van de Sovjets zette Von Manstein een tegenoffensief in om de verbindingslijnen van het leger van Meretskov af te snijden. Het leger kwam vast te zitten in de moerassen en dreigde te worden vernietigd. Meretskov ging echter zelf naar het front en kon zijn troepen redden. Maar de kracht om de blokkade te doorbreken was er voorlopig niet meer. Zo was het offensief op een mislukking uitgelopen.
Er was echter een belangrijk winstpunt. De Duitsers hadden zware verliezen geleden. Ze hadden 60.000 man aan gesneuvelden, gewonden en krijgsgevangenen verloren.
[13]
Bovendien waren 260 vliegtuigen, 200 tanks en 600 stukken geschut vernietigd.
[13]
Maarschalk Govorov gaf niet op. Hij begon aan de voorbereiding van
Operatie Iskra
. Deze operatie zou ervoor moeten zorgen dat zijn leger met dat van Meretskov zou worden verenigd. Op 17 november 1942 werden hiervoor de eerste plannen gemaakt. De Sovjets startten het nieuwe offensief op 12 januari 1943. Over een front van dertien kilometer moesten de troepen van Govorov de
Neva
oversteken tussen
Nevskaja Doebrovka
en Sjlisselburg. Tegelijkertijd zouden de troepen van Meretskov een uitval doen in de richting van
Sinjavino
.
[14]
De 4500 stukken geschut voerden een inleidend
artillerievuur
uit.
[14]
Dit duurde ongeveer twee uur. Het oorverdovende kanongebulder vermengde zich met het angstaanjagende gehuil van de
Katjoesja's
. Langzaam maar zeker kwam men in beide richtingen vooruit. Op 14 januari was de afstand tussen beide legers nog vijf kilometer. Twee dagen later was het gat nog maar 1200 meter. Op 17 januari werd
Sjlisselburg
omsingeld en op de 18e januari kwamen de troepen met elkaar in contact.
[14]
De blokkade was sinds lange tijd verbroken.
Het gevaar was echter nog steeds niet geweken. Zo lag er geen spoorlijn in de 15 km brede strook die was bevrijd. Onder zwaar artillerievuur en in de kou werd een aftakking van een bestaande spoorlijn aangelegd. Op 7 februari 1943 kon de eerste trein al vertrekken naar Leningrad.
[14]
Deze spoorweg werd ook wel de ‘Corridor des doods’ genoemd. In februari konden 67 treinen oversteken. De verbinding werd in elf maanden tijd 1200 keer onder vuur genomen door de Duitsers. Nadat een militaire spoorwegeenheid de lijn ging beveiligen, werd de aanvoer beter. In 1943 werd 4,5 miljoen
ton
vrachtgoederen aangevoerd.
De aanvoer mocht dan verbeterd zijn, de Duitsers stonden toch nog steeds een paar kilometer van de Kirovfabrieken in het zuidwesten van de stad. Het Duitse lange-afstandsgeschut bij
Tosno
nam de stad heviger onder vuur dan ooit tevoren.
De Sovjetleiders in Leningrad lieten zich niet door het succes verblinden en zagen de ernst van de situatie in en rondom Leningrad goed in. Ze maakten er zich geen illusie over dat de Duitsers, ondanks de nederlaag bij
Stalingrad
, niet sterk genoeg zouden zijn voor een aanval op de stad.
Op 9 september 1943 hield Govorov een stafbijeenkomst om een aanvalsplan te ontwerpen dat Leningrad definitief zou bevrijden uit de greep van de Duitsers. Men zou uit drie richtingen aanvallen: vanuit Oranienbaum, vanuit de
Poelkovoheuvels
aan het
Leningradfront
en vanuit het met dit front verenigde
Volchov Front
, waarvan de troepen moesten doorstoten naar
Novgorod
.
[14]
Men zou wachten op de winter. De Sovjets waren dan in het voordeel. Een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van de operatie was het samentrekken van een grote troepenmacht nabij
Oranienbaum
.
Vanaf 5 november 1943 brachten
konvooien
van de
Baltische Vloot
’s nachts onopgemerkt 52.000 manschappen, 187 tanks, 780 kanonnen, 2.200 vrachtwagens, 3.000 paarden en 10.000 ton aan
munitie
naar Oranienbaum.
[14]
Uit het Russische achterland werden nog eens grote hoeveelheden wapens en munitie aangevoerd. Ten slotte stonden er drie aanvalsfronten gereed met in totaal 21.600 kanonnen, 600 stukken luchtdoelgeschut, 1500
Katjoesja
-raketkanonnen, 1475 tanks en 1500 vliegtuigen.
[14]
Daarnaast beschikten de Sovjets over een troepenmacht van 930.000 man. Dit was meer militair materieel dan tijdens de
Slag om Stalingrad
was ingezet.
Daartegenover stonden de Duitsers met 741.000 manschappen, 10.070 kanonnen, 385 tanks en 370 vliegtuigen.
[14]
De beste commandanten van de Sovjet-Unie waren naar Leningrad gestuurd om de operatie uit te voeren. Het
2e Stoottroepenleger
in
Oranienbaum
stond onder leiding van
luitenant-generaal
Ivan Fedjoeninski
. Het 42e leger dat vanuit de Poelkovoheuvels zou opereren stond onder leiding van generaal
Ivan Maslennikov
. Het
Volchov Front
had nog steeds
Kiril Meretskov
als bevelhebber.
De aanvallen vanuit Oranienbaum en het Volchov Front zouden op 14 januari 1944 beginnen, die vanuit de Poelkovoheuvels een dag later. Op de veertiende hing er een dichte mist. De Sovjet
bommenwerpers
konden daardoor niet opstijgen. Toch werd het offensief doorgezet. In 65 minuten tijd werden er, afgezien van de Katjoesja’s, vanuit Oranienbaum 104.000
granaten
op de Duitse linies afgeschoten.
[14]
De ontmijners konden in de mist ongezien paden vrij maken door de Duitse
mijnenvelden
ten zuiden van Poelkovo. Het 2e Stoottroepenleger bij Oranienbaum vorderde op de eerste dag 3 km in de richting van
Ropsja
.
De vijftiende begonnen de artilleriebeschietingen door het
Leningrads Front
vanaf de Poelkovoheuvels. Zonder de Katjoesja’s mee te tellen, werden hier in honderd minuten tijd 220.000 granaten afgevuurd.
[14]
In deze sector dreven de Sovjettroepen een
bres
van 5 km x 5 km in de Duitse linies. Met het dalen van de temperatuur op 19 januari nam het tempo van de opmars van de Sovjets toe. Op 22 januari begon de Duitse terugtocht in wanorde te verlopen. Op 27 januari 1944 waren de Duitsers uit de omgeving van Leningrad verdreven. De stad was voor de Duitse
artillerie
onbereikbaar geworden en er heerste een onwezenlijke stilte. Na 872 dagen te zijn belegerd konden de overgebleven 560.000 inwoners eindelijk opgelucht ademhalen.
[14]
Leningrad was vrij.
De stad heeft voor haar behoud een hoge prijs moeten betalen. Hieronder enkele cijfers:
- 716.000 mensen werden dakloos.
[14]
- 526 scholen, 21 wetenschappelijke instellingen en 101 musea, 840 fabrieken, 71 bruggen, 187 monumentale gebouwen alsmede de Universiteit van Leningrad werden alle vernietigd.
[14]
- De totale schade wordt geschat op 45 miljard roebel (ruim 1,3 miljard euro). Een ongekend bedrag in die tijd.
[14]
Maar al deze verliezen wegen niet zo zwaar als alle verloren mensenlevens. Officiele rapporten van de Sovjetregering vermelden dat er in Leningrad 632.253 doden vielen.
[14]
Onderzoekers zeggen echter dat het getal aanzienlijk hoger ligt en men denkt dat het aantal burgerslachtoffers op ruim een miljoen ligt.
[14]
Daarnaast kwamen er nog ongeveer 300.000 soldaten om het leven, wat het totale verlies aan Sovjetzijde op ruim 1,3 miljoen doden brengt.
[14]
Over het verlies aan materieel is nauwelijks iets bekend.
Over de Duitse verliezen is niets bekend. Wel kan worden gezegd dat deze ongekend hoog waren en dat het ook zeker meer dan 100.000 manschappen betreft.
[14]
Zo groeide het beleg van Leningrad uit tot een van de bloedigste veldslagen uit de wereldgeschiedenis.
Nadat de Duitsers waren verdreven kon men de schade in Leningrad gaan berekenen. Die was ongekend hoog met een verlies van naar schatting een miljoen burgers.
Echter, het was aan Leningrad de taak de stad weer op te bouwen en het normale leven weer op te pakken. Dit lukte goed. Men begon in Leningrad met de wederopbouw van primaire voorzieningen en later ook weer dingen die echt in een stad thuis hoorden. De mensen in Leningrad begonnen aan een heel nieuw leven.
De Duitsers werden op alle fronten teruggedrongen. Zowel in het noorden, het midden als het zuiden van de Sovjet-Unie was het de Sovjet-Unie die successen boekte. Ook vanuit Italie werd Duitsland aangevallen, door de Britten en Amerikanen. In hetzelfde jaar werd ook een front in West-Europa gevormd. De
Landing in Normandie
was de totale doodsteek voor Duitsland. Duitsland moest nu op drie fronten vechten en werd in hoog tempo teruggedrongen.
- Jaap ter Haar
:
Boris
, 1966
- Gert Ledig
:
De hel van Leningrad
, 1955 (
Die Stalinorgel
), Nederlandse versie, 1984, uitgeverij Kadmos.
[15]
- Lidija Ginzburg
:
Omsingeld; notities van een belegerde
, Pegasus, Amsterdam, 1988
- Anna Reid
:
Leningrad. De tragedie van een belegerde stad, 1941-1944
, 2011, (
Leningrad : tragedy of a city under siege, 1941-44
), Nederlandse versie, Ambo, 2011
- Lena Moechina
:
Lena's dagboek
, Artemis & co, 2013.
- Ales Adamovitsj
:
Leningrad - belegerde stad - 1941-1944
, Agora, 2008
- Johan de Boose
:
Bloedgetuigen
, roman,
De Bezige Bij
, 2011
Bronnen, noten en/of referenties
Referenties
- ↑
a
b
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1073
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
h
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1074
- ↑
a
b
c
d
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1075
- ↑
a
b
c
d
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1076
- ↑
a
b
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1080
- ↑
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1081
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1082
- ↑
a
b
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1083
- ↑
The severe winter in Europe 1941-42, blz. 279-281; Harald Lejenas, University of Stockholm
Geraadpleegd 3 januari 2021
- ↑
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1084
- ↑
a
b
c
d
e
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1089
- ↑
a
b
c
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1090
- ↑
a
b
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1091
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n
o
p
q
r
Paape, A.H.
,
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 7
, Amsterdam, Uitgeverij Amsterdam Boek, 1970-1975, pag. 1092
- ↑
De hel van Leningrad
, Gert Ledig
|