Model van Augusta Treverorum in de 4e eeuw n.Chr.
Augusta Treverorum
(
Augusteische stad van de
Treveri
) was in het
Romeinse Rijk
een belangrijke stad in
Gallia Belgica
, gelegen aan rivier de
Moezel
en is nu de in
Duitsland
gelegen stad
Trier
. Gesticht tussen circa 18 v. Chr. en 14 n. Chr. groeide het uit tot grootste stad van de
Civitas
Treverorum
, vanaf 297 n.Chr. ook van de
provincie
Belgica Prima
en binnen de katholieke kerk tot het
diocees
Gallia
.
Julius Caesar
beschrijft de stam van
Treveri
(volgens
Tacitus
een Belgische stam van Germaanse origine), maar zwijgt over hun steden in hun leefgebied (van het huidige Belgisch Luxemburg tot de Duitse Eifel).
Waar nu Trier ligt, was tot haar stichting waarschijnlijk geen enkele nederzetting. Op last van Augustus wees
Marcus Vipsanius Agrippa
,
Legatus Augusti pro praetore
van
Gallie
in 39-38, een plaats aan waar het administratieve centrum moest komen voor de Treveri (die immers geen steden hadden). Het gebied dat hij aanwees lag vlak bij een
castrum
, tussen de Petrisberg en de rivier de Moezel; hij noemde het
Augusta Treverorum
(Augustus’ stad van de Treveri).
Bij de bouw van de nieuwe stad werd gezocht naar een mix tussen Romeinse publieke en private gebouwen, welke van Gallo-Romeinse decoraties werden voorzien. Lokale edellieden bewoonden de stad, met gewoon volk, ambachtslui en enkele Romeinse handelaars (zuidelijk van het centrum). In de centrale wijken is nu nog te zien hoe Trier eruitzag ten tijde van Augustus.
De stad was, meer dan het omliggende gebied, een plaats van rust. Toen de Treveri Romeinen doodden in 21 v.Chr., gebeurde dit dan ook niet in Trier. Zeven jaar eerder was Trier al voor Romeinen een toevluchtsoord.
Vipsania Agrippina maior
vluchtte met haar zoon
Caligula
(de latere keizer) naar
Augusta Treverorum
, toen muiterij heerste onder de legioenen van haar man
Germanicus
.
Keizer Claudius
verhief
Augusta Treverorum
tot
colonia
, hierbij het toegenomen belang van de stad onderstrepend. De
civitas
Treverorum
bleef bestaan naast de
Colonia Augusta Treverorum
. Hierdoor was het bestuur van Trier niet hetzelfde als dat van de stammen. Gek genoeg waren er maar heel weinig Romeinse burgers in Trier (ondanks de status van
colonia
), ook geen
veterani
of gewone burgers, op enkele kooplui na (i.t.t. Keulen). Een
colonia
zonder Romeinse burgers was raar.
Augusta Trevorum
was ofwel een
colonia titularia
(enkel in naam), ofwel een
colonia Latinae
(met Latijnse rechten) waar Romeins burgerschap een beloning was voor magistraten etc.
Augusta Treverorum groeide en haar welvaart (en die van de Treveri) nam hierdoor toe, zoals graven en grafgiften demonstreren, omdat Augusta Treverorum een centrum was in handel tussen Italie en het Rijnland. Dat er handel was, kwam onder meer door de aanwezigheid van Romeinse troepen, de lokale elite en de toegenomen welvaart in het gebied. Er was vraag naar alles, wat werd aangevoerd over wegen, of door lokale werklieden en boeren werd geproduceerd. Claudius liet een brug over de Moezel bouwen, wat welvaart aantoonde en bevorderde.
De stad breidde in de eerste eeuw flink uit. Er verrezen
insulae
(woonblokken) ten noorden van het centrum, hoe dichter bij het centrum, hoe dichter op elkaar en hoe kleiner qua oppervlakte. Ten zuiden van het centrum kwamen ook huizen, maar daar bevond zich vooral keramiekproductie, de voornaamste reden van welvaart. Verder werden
zilver
,
goud
en andere metalen gedolven in de buurt. Binnen 100 jaar na Caesar golden Augusta Treverorum en de Treveri als de rijksten van
Belgica
. Trier had al houten bestrating en kende enkele stenen huizen, sommigen met mozaieken.
In het
Vierkeizerjaar
69 kozen de Treveri, na
Galba
en
Vitellius
te hebben gesteund, voor een alliantie met de
Lingones
en de
Batavi
om zo tot autonomie te komen. In
Nederland
herinnert men deze revolte als de
Bataafse Opstand
(69-70).
Nadat
Cerealis
de opstand had neergeslagen, bleef Augusta Treverorum gespaard van plunderingen. Tacitus zwijgt over strafmaatregelen of andere gevolgen van de opstand, hoewel er rond 69 wel een brand heeft gewoed in de stad. Zowel Tacitus als archeologen zwijgen over verdedigingswerken; waarschijnlijk waren ze er niet.
Het Augusta Treverorum van het jaar
100
was een tamelijk grote, maar niet dichtbevolkte stad. In vergelijking met het Claudiaanse Augusta Treverorum waren er in alle windrichtingen twee blokken
insulae
toegevoegd. Het stratenpatroon van het zuiden was iets minder recht dan het noorden. Het
forum
dateert van de 2e helft van de
1e eeuw
. Verder bevonden zich in de stad enkele gedenktekens voor lokale helden, keizers etc.
Het amfitheater (tegelijk oostelijke stadspoort want de weg liep onder de tribunes door en dwars door de arena!) stamt uit de eerste eeuw, hoewel rond het jaar 100 de houten banken werden vervangen door stenen, en bood plaats aan zo’n 20.000 toeschouwers. Dit toont duidelijk aan hoe belangrijk de stad was geworden, en middels het theater (nummer 10 qua grootte van de ons bekende amfitheaters) wedijverde Augusta Treverorum openlijk met nabijgelegen steden als
Xanten
en
Keulen
. In
villae
rondom Trier zijn zeer veel
mozaieken
met
gladiatorengevechten
en de naam van de stad gevonden, wat aantoont dat velen erheen gingen.
Keizer
Hadrianus
wilde Augusta Treverorum verrijken met nieuwe gebouwen. Hij liet de brug van Claudius afbreken en 2 meter ernaast een nieuwe, stevigere brug aanleggen.
Archeologische opgravingen duiden op een verrijking van Augusta Treverorum. Vele handelaren doen zaken met
Italia
,
Gallia
en
Britannia
, vestigen zich daar, terwijl hun collega’s uit die streken naar Augusta Treverorum komen. Gezien de rijkversierde en rijk afgebeelde doden op begrafenissteles neemt de welvaart spectaculair toe. Glaswerk en keramiek uit Augusta Treverorum staan in hoog aanzien in het hele Imperium.
De
Porta Nigra
.
Rond
180
(
280
volgens anderen) wordt, ook een bewijs van rijkdom, de
Porta Nigra
(nog altijd een zwarte poort) gebouwd als noordelijke poort, defensief en decoratief, en houdt in de
3e eeuw
(of haar voorganger) meerdere malen Germaanse invallers buiten. Haar naam stamt uit de
middeleeuwen
, wanneer de poort, door milieuvervuiling, zwart is geworden. Ze werd gebouwd met stenen uit steengroeven uit de buurt, maar werd snel en onaf neergezet. Dat zou overeenstemmen met de onrustige 3e eeuw.
In de burgeroorlog van 193-197 (
het vijfkeizerjaar
) belegerden troepen van
Clodius Albinus
de stad, die de kant van diens rivaal
Septimius Severus
had gekozen. Augusta Treverorum hield stand en werd uiteindelijk door een uit
Mogontiacum
(het huidige
Mainz
) opgetrokken leger ontzet. Een in Mogontiacum bewaard gebleven inscriptie herinnert hieraan.
[1]
Zowel de ontdekking van een grote
muntschat
uit het jaar 196/97 als het feit dat het werk aan de
Porta Nigra
schijnbaar nog niet volledig was voltooid, wordt met deze belegering in verband gebracht. We kunnen veronderstellen dat de uiteindelijk zegevierende Septimus Severus de stad, zoals in dergelijke gevallen gebruikelijk, beloonde voor haar loyaliteit.
In de turbulente 3e eeuw (begonnen met invallen van de Alanni, onder andere in de
civitas Treverorum
) blijft Augusta Treverorum welvarend, maar haar omgeving (
villae
met name) wordt steeds meer door Germanen geplunderd.
Van de Germaanse invallen ten tijde van de zogenaamde
crisis van de derde eeuw
(235-275), die tot opgave van de
Obergermanische-Raetische Limes
zouden leiden, bleef Augusta Treverorum op grond van zijn ligging in het achterland lange tijd gespaard. De residentie van het in 260 ontstane
Gallische keizerrijk
was aanvankelijk
Colonia Claudia Ara Agrippinensium
(het huidige
Keulen
). In de laatste jaren van dit keizerrijk onder
Tetricus I
werd Augusta Treverorum van 271-274 echter de nieuwe residentie, dit omdat zij veiliger was dan Keulen.
[2]
De stad leek zijn nieuwe rol als keizerlijke residentie en het administratieve centrum goed opgepakt te hebben; het besluit van Tetricus I was een vooruitblik op de nabije toekomst; vele keizers zouden zijn voorbeeld nog volgen. Kort na de dood van de keizer
Aurelius
in het jaar 275 werd de stad door
Franken
en
Alemannen
geplunderd en gedeeltelijk verwoest.
[3]
Dankzij keizer
Diocletianus
werd Augusta Treverorum de hoofdstad van
Belgica Prima
en van het noordelijke
Gallische diocees
. Ook liet hij nieuwe stadsmuren aanleggen en de stad herbouwen, nu met keizerlijke allure, waaronder onder ander de renbaan en de huidige stadsmuren.
De Keizertermen.
Keizer
Maximianus
maakte Augusta Treverorum tot zijn derde residentie (naast
Mediolanum
en
Aquileia
). Hij begon de bouw van de Keizerthermen; deze zijn 150 jaar jonger dan de Barbarathermen in het westen en gelden als de grootste in het Imperium (de 19 meter hoge muren van het
caldarium
staan nog overeind). Constantinus liet o.a. dit deel voltooien maar pas rond
370
was het hele complex af; een hoogtepunt in laat-Romeinse architectuur en interieur. In de woelige
5e eeuw
kreeg het de functie van militaire kazerne.
In 293 werden de munten van keizer
Constantius Chlorus
in Augusta Treverorum geslagen, en werd de stad het centrum van West-Europa.
Basilica van Constantinus I.
Tussen 293 en 401 was Augusta Treverorum een van de belangrijkste plaatsen in het
West-Romeinse Rijk
. Door de hervormingen van
Diocletianus
werd de zetel van de
praefectus praetorio
Galliarum
en daarmee administratieve zetel van het
Diocesis Galliarum
alsook van de nu wezenlijk kleiner geworden provincie
Belgica prima
. Tijdens de
tetrarchie
koos in 293 in eerste instantie de
Caesar
Constantius I Chlorus
Augusta Treverorum tot zijn residentie, later werd de stad door zijn zoon
Constantijn de Grote
, die tussen 306-324 meerdere jaren in de stad verbleef, op representatieve wijze uitgebreid.
Van Trier uit bestuurden de Gallische pretoriaanse prefecten van toen af aan de Romeinse gebieden in het huidige West-Europa en een deel van Noord-Afrika. Keizer
Constantinus I
roemde in 310 de stad om zijn groei en doorzettingsvermogen en liet zijn zoons er opgroeien. Hij noemde de stad het ‘Rome van het Noorden’. In deze tijd viel ook het begin van de bouw van de keizerlijke termen en de
Aula Palatina
(
basilica
), de
bakstenen
keizerlijke residentie met een marmeren uiterlijk in Augusta Treverorum. Net als voor de Keizerthermen moesten er enkele
insulae
gesloopt om ruimte te maken voor de bouw van de dikke muren (2.30-3.40m) en de enorme hal (30x27x67 meter). De binnenkant is rijk versierd met mozaieken en pleisterwerk. Het gebouw straalt nog altijd grandeur en souplesse uit.
Aan de oevers van de Moezel in de buurt van de
Sint Irmin
werd daarnaast ook een groot dubbelpakhuis
(
horreum
)
ontdekt dat in dezelfde periode was gebouwd. De uitbouw van de stad en de toename van de bevolking leidde ook tot een toename van het aantal en de uitbreiding van bestaande villae op het platteland rondom Augusta Treverorum.
Constantijns zoon
Constantijn II
resideerde hier van 328 tot zijn dood in 340, de usurpator
Decentius
van 351 tot 353. Daarna was 'Treveris' dan van 367 tot 388 de residentie van de Romeinse keizers (
Valentinianus I
,
Gratianus
en
Magnus Maximus
). Keizer
Valentinianus
verplaatste de hoofdzetel van het Rijk in 367 van
Samarobriva
(het huidige
Amiens
) naar Augusta Treverorum, vooral vanwege de spirituele en economische importantie. Zijn opvolger, Gratianus, hield zijn hof ook daar. De welvaart van de stad steeg hierdoor tot grote hoogte. In Augusta Treverorum werden nu weer alle munten voor het Westen geslagen. De stad was nu een van de grootste boven de Alpen, en zeker een van de belangrijkste, met haar paleizen, thermen, industrie, mijnen en geld.
Als laatste resideerde hier rond 390 de jonge
Valentinianus II
. Ook in de literatuur van deze tijd zijn sporen van deze bloeitijd terug te vinden. De keizerlijke tutoren
Lactantius
(rond 317) en
Ausonius
(367-388) werkten in de stad. Deze laatste richtte in zijn
Mosella
een literair monument voor het landschap op. De
Mosella
beschrijft een reis door het Moezeldal van
Bingen
naar Augusta Treverorum. Onder Ausonius bereikte de school van Trier haar grootste belang. Deze school behoorde tot de belangrijkste scholen in het West-Romeinse Rijk. Zij werd alleen overtroffen door de school in
Burdigala
(
Bordeaux
). Hoewel er hier enige schriftelijke bronnen over voorleggen,
[4]
bestaat er geen nauwkeurig beeld over deze school.
[5]
De belangrijkste zoon van de stad in de
late oudheid
was
Ambrosius van Milaan
.
De meeste inwoners waren
christenen
(volgens grafstenen), niet enkel uit de
civitas Treverorum
: er waren Franken, Belgae, Syriers en Germanen onder hen, en natuurlijk veel Italici.
Opmerkelijk is een opmerking van de heilige
Hieronymus
(347-420). Hij schreef eind vierde eeuw dat de
Galatiers
in Ancyra (
Ankara
) en de
Treveri
in Augustus Trevorum dezelfde
Gallische
taal spraken (
Comentarii in Epistolam ad Galatos
, 2.3, opgesteld ca. 387.). Blijkbaar werd er meer dan vierhonderd jaar na de Romeinse verovering in (de omgeving van) Augusta Treverorum door sommigen dus nog steeds
Gallisch
gesproken.
Het amfitheater van Augusta Treverorum.
Augusta Treverorum bleef de machtsbasis voor de keizers totdat
Stilicho
in
395
Arelate
(Arles) tot hoofdstad verhief. Bij de
Germaanse invallen
in
406
-
407
bleef Augusta Treverorum niet gespaard, volgens kroniekschrijver
Fredegar
verdedigden de burgers zich heldhaftig maar tevergeefs in het
amfitheater
. Na een tweede plundering door de Franken in
411
herstelde de stad zich enigszins en gaf opnieuw munten uit.
Flavius Aetius
wist midden
5e eeuw
de Rijngrens te herstellen, en voor het laatst is er sprake van Augusta Treverorum. Na de plundering door de Hunnen in
451
kwam er een einde aan Augusta Treverorum. In
475
ging
Treveris
(waarvan later
Trier
(Duits),
Treves
(Frans) en
Treier
(Luxemburgs) zijn afgeleid) op in het
Frankische Rijk
.
- Primaire bronnen
- Secundaire bronnen
- E. Wightman
,
Roman Trier and the Treveri
, Londen, 1970.
- Cambridge Ancient History
XII (2005), pp.
251
-
252
,
402
-
410
,
567
-
569 en 677.
- Cambridge Ancient History
XIII (1998), pp. 385-386, 406-410 en 465.
- L. De Blois - R.J. Van der Spek
,
Een kennismaking met de oude wereld
, Muiderberg, 1988, pp. 219-225.
- R. Ecabert-Simons
,
Colonia Augusta Treverorum : Portrait der Stadt Trier in romischer Zeit, 50 v. Chr.-450 n. Chr.
, Muttenz, 1996.
- E. Gose
, Spatromische Grabfunde in Trier, in
Trierer Zeitschrift
24-26 (1956-1958), pp. 120-127.
- E. Gose
, Das Forum in Trier, in
Germania
39 (1961), pp. 169-204.
- K-P. Gothert
, Untersuchungen zum Grundungsschema des Stadtplanes der Colonia Augusta Treverorum: die Geburt der Stadt an der Mosel, in
Archaologisches Korrespondezblatt
33 (2003), pp. 239-258.
- H. Inglebert - e.a.
,
Histoire de la civilisation romaine
, Parijs, 2005, pp. 193-219 en 320-324
- U. Kahrstedt
, Die ‘Grundung’ der Colonia Augusta Treverorum, in
Trierer Zeitschrift fur Geschichte und Kunst des Trierer Landes und seine Nachbargebiete
20 (1951), pp. 68-76.
- D.S. Potter
,
The Roman Empire at Bay: AD 180-395
, Londen, 2004, pp. 341-342, 464-466 en 501-538.
- W. Reusch
,
Augusta Treverorum. Rundgang durch das romischen Trier
, Trier, 1954.
- W. Reusch
,
Treves, cite romaine. Guide illustre
, Trier, 1959. (vertaald uit het Duits)
- W. Reusch
, art. AUGUSTA TREVERORUM (Trier) Germany, in
R. Stillwell - e.a.
(edd.),
The Princeton Encyclopedia of Classical Sites
, Princeton, 1976, pp.
119-121
.
- B. Rubenach
,
Rom des Nordens. Trierer Bauwerke. Porta Nigra, Basilika, Dom und Liebfrauen
, Trier, 1959.
- R. Schindler
, Augusta Treverorum, in
Bonner Jahrbucher des Rheinischen Landesmuseums in Bonn und Vereins von Altertumsfreunden im Rheinlande
172 (1972), pp. 258-270.
- F. Vittinghoff
(ed.),
Handbuch der Europaischen Wirtschafts- und Sozialgeschichte
, I, Stuttgart, 1990, pp. 198 en 442-496.
- W. von Massow
, Der Circus des romischen Trier, in
Trierer Zeitschrift
18 (1949), pp. 149-169.
- W. von Massow
, Zum Stadtbild des spatromischen Trier. Cardo und Decumanus, in
Trierer Zeitschrift
20 (1951), pp. 77?84. (=
G. Mylonas
(ed.),
Studies Presented to D.M. Robinson
, I, St. Louis, 1951, pp. 490-498.)
- art. Augusta Treverorum, in
RE
I.2 (1896), kol. 2347-2348.
- Voetnoten
- ↑
CIL|13|6800
- ↑
Ingemar Konig
:
Die Zeit der gallischen Usurpatoren (260?274).
In: Rheinisches Landesmuseum Trier (Hrsg.):
Trier - Kaiserresidenz und Bischofsstadt.
2e oplage. Mainz 1984, blz. 9?15, hier blz. 14.
- ↑
Helmut Bernhard
:
Die romische Geschichte in Rheinland-Pfalz. Die Entwicklung bis zur Tetrarchie.
in:
H. Cuppers
:
Die Romer in Rheinland-Pfalz.
, blz. 125.
- ↑
onder andere
Codex Theodosianus
13, 3, 11; Ausonius,
epistula
13
- ↑
Over de school van Trier zie
Heinz Heinen
:
Trier und das Trevererland in romischer Zeit.
, 2e editie. Spee, Trier, 1993, blz. 348-365.
- Externe links
|