Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Audomarus
Sint-Omaar
|
|
Sint-Audomarus met koning Dagobert I (Vie de Saint Omer ; 11e eeuw, Kathedraalskapittel; Ms 698. Gemeentelijke bibliotheek van Sint-Omaars.
|
Geboren
|
595 te Orval
|
Gestorven
|
670 te Therouanne
|
Naamdag
|
2 mei Rooms-Katholieke kerk
|
Lijst van christelijke heiligen
|
|
Audomarus
, ook genoemd
Omaar
(Frans:
Omer
en Duits:
Otmar
)
[1]
(ca. 600 - ca. 670), is een geestelijke die leefde in de
7e eeuw
. Zijn afkomst wordt gesitueerd in
Normandie
, in het dorp
Orval
nabij
Coutances
. Hij werd later als
rooms-katholiek
heilige
vereerd.
Hij was de enige zoon van een zekere Friulphus en trad na diens dood in het
klooster van Luxeuil
, dat door de stichting door
Columbanus
tot de
Ierse invloedssfeer
behoorde. Op last van
koning
Dagobert I
(629-639) werd hij in het kader van de
kerstening
van Noord-
Gallie
tot
bisschop van Terwaan
, diocesis Morinensis, aangesteld. In zijn missioneringsactiviteiten richtte hij zich in de eerste plaats op de lokale elite. Op deze wijze kon hij onder andere bekomen dat een zekere Adroaldus de villa
Sithiu
aan
Bertinus
en zijn metgezellen schonk om er een
abdij
op te richten (
Sint-Bertinusabdij
te
Sint-Omaars
). Al bij al is over de andere activiteiten van deze eerste bisschop van
Terwaan
weinig bekend. In de schenking van de O.-L.-Vrouwekerk (de latere
Kathedraal van Sint-Omaars
) bepaalde hij in die
kerk
begraven te willen worden. Na Audomarus’ dood op 1 november in 668 of 669 vervulde Bertinus dan ook zijn wil.
Rondom zijn
relieken
werd tussen het kapittel van de O.L.Vrouwekerk en de nabije Sint-Bertijnsabdij lange tijd strijd geleverd.
Zijn relieken werden in 1052, 1269, 1324 en 1469 gevisiteerd. Tijdens de
Franse Revolutie
werd zijn schrijn naar
Parijs
gebracht, de relieken werden vernietigd en het schrijn omgesmolten. Enkel zijn
cenotaaf
in de kathedraal van Sint-Omaars is bewaard gebleven.
Er zijn een aantal kerken aan deze geestelijke toegewijd (zie
Sint-Audomaruskerk
).
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Fragment uit de
Annales Mettenses
830-930:
"... et in monasterium sancti Otmari, quod dicitur Sidiu, ...."
|