Anna van Nassau-Hadamar
|
??
1404
|
|
Het grafmonument voor Anna van Nassau-Hadamar in Klooster Eberbach in de Rheingau, tekening door Heinrich Dors uit zijn Epitaphienbuch (1632)
|
|
Geboren
|
?
|
Overleden
|
21 januari
1404
|
Vader
|
Johan van Nassau-Hadamar
|
Moeder
|
Elisabeth van Waldeck
|
Dynastie
|
Huis Nassau-Hadamar
|
Broers/zussen
|
Emico ‘der Altere’
,
Emico ‘der Jungere’
,
Helena
,
Johan
,
Hendrik
,
Emico III
,
Elisabeth
,
Elichin
,
Adelheid
,
Johan
(?),
Margaretha
(?)
|
Partner
|
Rupert van Nassau-Sonnenberg
Diederik VIII van Katzenelnbogen
|
Kinderen
|
?
|
|
Wapen van de graven van Nassau
|
Anna van Nassau-Hadamar
(†
21 januari
1404
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
), Duits:
Anna Grafin von Nassau-Hadamar
, was een
gravin
uit het
Huis Nassau-Hadamar
, een zijtak van de Ottoonse Linie van het
Huis Nassau
, en door huwelijk gravin van
Nassau-Sonnenberg
. Ze was als de oudste zuster van de laatste graaf van
Nassau-Hadamar
betrokken bij de strijd om dat graafschap die haar beide echtgenoten in haar naam voerden tegen de graaf van
Nassau-Siegen
en de
landgraaf
van
Hessen
.
Anna was de tweede maar oudst overlevende dochter van graaf
Johan van Nassau-Hadamar
en
Elisabeth van Waldeck
,
[1]
[3]
[4]
[5]
dochter van graaf
Hendrik IV van Waldeck
en
Adelheid van Kleef
.
[1]
[3]
Anna huwde voor 8 november 1362
[1]
[3]
[4]
[5]
met graaf
Rupert ‘de Krijgshaftige’ van Nassau-Sonnenberg
(ca. 1340
[3]
[4]
[5]
[6]
? 4 september 1390
[1]
[3]
[4]
[6]
). Anna ontving in 1365 de
Burcht Sonnenberg
als
weduwengoed
.
Toen Anna’s broer
Hendrik
tussen 1367 en 1369 kinderloos overleed, was
Emico III
de enig overgebleven broer en wettige opvolger. Emico was echter
zwakzinnig
en werd daarom als ongeschikt voor de regering beschouwd. Direct na het overlijden van Hendrik begon de
Nassau-Hadamarse Successiestrijd
. Zijn verwanten brachten Emico onder in
Klooster Arnstein
, terwijl zij met
landgraaf
Hendrik II van Hessen
om zijn erfenis streden.
Anna’s echtgenoot Rupert werd de voogd van Emico en nam de regering in Nassau-Hadamar over. Tegelijkertijd maakte echter ook graaf
Johan I van Nassau-Siegen
, de senior van de Ottoonse Linie, erfaanspraken op Nassau-Hadamar. Uiterlijk in 1371 kwam het tot een openlijke breuk tussen Rupert en Johan. Tijdens de daaropvolgende veertien jaar bestreden beiden elkaar in jarenlange vetes, die slechts tweemaal (in 1374 en 1382) na door derden bemiddelde kortdurende overeenkomsten onderbroken werden. Tussen 1372 en 1374 werd de stad
Nassau
zo zwaar verwoest dat die voor enige tijd opgegeven werd. Een op 22 juni 1385 door bemiddeling van de
Rijnlandse Stedenbond
tot stand gekomen overeenkomst, die de overeenkomsten van 1374 en 1382 in alle wezenlijke zaken bekrachtigde, hield een tijdlang stand. Rupert en Johan deelden Nassau-Hadamar. De stad
Hadamar
werd overgedragen aan Anna.
Rupert overleed op 4 september 1390. Op 12 januari 1391 sloot Anna een overeenkomst met graaf
Walram IV van Nassau-Wiesbaden-Idstein
, waarmee de terugkeer van de Burcht Sonnenberg na haar overlijden aan de Walramse Linie van het Huis Nassau verzekerd werd.
Anna hertrouwde voor 11 januari 1391
[1]
met graaf
Diederik VIII van Katzenelnbogen
(† 17 februari 1402
[1]
[3]
[4]
) en deze maakte direct aanspraak op Nassau-Hadamar. De strijd om Nassau-Hadamar werd nu hervat tussen Diederik en Johan I van Nassau-Siegen. In de op 21 juni 1394 tussen Johan en Diederik gesloten overeenkomst verplichtte Johan zich voor het onderhoud van Emico te zorgen zolang deze in Nassau was. Johan legde bij deze gelegenheid in een
oorkonde
ook vast dat hij Nassau-Hadamar, met alle toebehoren, in naam van Emico bezat, dat hij Emico als graaf van Nassau erkende en hem in Nassau-Hadamar zou laten huldigen. In deze oorkonde wordt Emico voor de laatste keer vermeld; wanneer hij overleed, is onbekend. Met Emico stierf het Huis Nassau-Hadamar in mannelijke lijn uit. De strijd tussen Johan en Diederik ging voort.
Diederik overleed op 17 februari 1402 en Anna op 21 januari 1404. Beiden werden begraven in
Klooster Eberbach
in de
Rheingau
.
[1]
[3]
[4]
[5]
Anna’s weduwengoed, de Burcht Sonnenberg en de bijbehorende heerlijkheid werd geerfd door de graven
Adolf II van Nassau-Wiesbaden-Idstein
en
Filips I van Nassau-Weilburg
, die het in gezamenlijk bezit hielden. De strijd om Nassau-Hadamar tussen de graven van
Katzenelnbogen
en Johan I van Nassau-Siegen sleepte zich voort tot 1408. Uiteindelijk erfde Johan ⅓ van Hadamar en
Ellar
, ⅔ van
(Bad) Ems
,
[noot 1]
de
Esterau
en
Dietkirchen
.
[7]
-
De Burcht Sonnenberg
-
Klooster Eberbach
Bronnen, noten en/of referenties
- (
de
)
Arnoldi, Johannes von
(1799).
Geschichte der Oranien-Nassauischen Lander und ihrer Regenten. Band 3
. Neue Gelehrtenbuchhandlung, Hadamar, pp. 106-108.
- Dek, A.W.E.
(1970).
Genealogie van het Vorstenhuis Nassau
. Europese Bibliotheek, Zaltbommel. Geraadpleegd op
14 maart 2021
.
- (
de
)
Gensicke, Hellmuth
(1999).
Landesgeschichte des Westerwaldes
, 3. Auflage. Historische Kommission fur Nassau, Wiesbaden.
ISBN 3-922244-80-7
.
- (
fr
)
Huberty, Michel
,
Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B.
(1981).
l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg
. Alain Giraud, Le Perreux.
- (
de
)
Sauer, Wilhelm
(1889).
Allgemeine Deutsche Biographie
. Band 29
. Duncker & Humblot, Leipzig, "Ruprecht der Streitbare", pp. 731.
- (
de
)
Stahl, Karl Josef
(1974).
Hadamar Stadt und Schloss. Eine Heimatgeschichte
. Magistrat der Stadt Hadamar, Hadamar.
- Venne, J.M. van de
,
Stols, Alexander A.M.
(1937).
Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau
. A.A.M. Stols’ Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
- Vorsterman van Oyen, A.A.
(1882).
Het Vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden
. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
- (
de
)
Wagner, Jakob
(1863).
Die Regentenfamilie von Nassau-Hadamar. Geschichte des Furstenthums Hadamar. Erster Band
, Zweite Auflage. Verlag der Mechitharisten-Congregations-Buchhandlung, Wien, pp. 45-50.
Voetnoten
- ↑
“Kort daarna werd de verdeling herzien en (Bad) Ems schijnt voor de helft tot Nassau behoort te hebben en aan de graven van Katzenelnbogen (zie
Handbuch der historische Statten Deutschlands V
, 23). Deze laatsten erfden nog van Nassau-Hadamar twee derde van Driedorf waarvan het laatste derde deel intussen was overgegaan naar Hessen (zie
Handbuch der historische Statten Deutschlands V
, 75).”
[7]
Referenties
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
h
Cawley.
- ↑
Schwennicke (1978).
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
h
Dek (1970).
- ↑
a
b
c
d
e
f
g
Van de Venne & Stols (1937).
- ↑
a
b
c
d
e
Vorsterman van Oyen (1882).
- ↑
a
b
Sauer (1889).
- ↑
a
b
Huberty, et al. (1981).
|