Andries Boelens
(
Amsterdam
,
1455
? aldaar,
1519
), ook: Boelenz, Boelensz., Andries Boel Dircksz. of Andries Boelen Dircksz genoemd, was
schepen
en
burgemeester
van
Amsterdam
. In de periode van
1496
tot
1517
was hij vijftien keer burgemeester.
Andries Boelens stamde uit een in de
15e
,
16e
en
17e eeuw
invloedrijke en welgestelde Amsterdamse familie. Hij was een der langstzittende burgemeesters van Amsterdam; hij werd vijftien maal verkozen
[1]
:57
. De stad werd destijds bestuurd door vier burgemeesters die jaarlijks werden gekozen door een
oligarchische
elite. Andries' grootvader Dirk Boelens was drie maal burgemeester, net als zijn vader
Boel Dirck Boelens
. Zijn zoon Albert Andriesz (1479-1551) vervulde negen ambtsperioden. Zowel voor als na de
Alteratie
behoorden nazaten van de familie tot het Amsterdams
regenten
patriciaat
.
Over de rol van Andries Boelens in de politiek van de stad Amsterdam is niet veel bekend. Uit een laat-17e-eeuws
handschrift
van Jan van Wieringen Ghijsbertsz zou blijken dat
keizer Maximiliaan I
de stad Amsterdam het recht verleende de
keizerskroon
in het
wapen van Amsterdam
te voeren, nadat burgemeester Andries Boelens hem tijdens een laatste oprisping van de
Hoekse en Kabeljauwse twisten
een lening verstrekte.
Hij leende aan Keyser Maximiliaan, een goede somme gelts, waerdoor hij des Keysers gunst, en voor de Stad van Amsterdam, de keyserlijcke kroon op haer waepenen verkreegh
.
[2]
Joost van den Vondel
zinspeelt meerdere malen op een relatie tussen het Amsterdams recht de keizerskroon te voeren en de daden van Andries Boelens. In
De Inwijdinge van 't Stadhuuis 't Amsterdam
, een der
lof en eerrijmen
, suggereert Vondel een direct verband tussen de bekroning van het
wapenkruisschild
en het
gout
(goud) van de
helt
(held) Boelens (die hier in
dichterlijke vrijheid
van de titel
Ridder
is voorzien).
Waerna Maxmiliaen, Roomsch Koning, hoogh ge-eert,
Haer' wapenkruisschilt kroont met diamante straelen,
En parlen van zijn kroone, om eeuwighlijck te praelen,
Als met een danckbaer merck van zijne majesteit,
Voor Ridder Boelens gout, en 's helts grootdaedigheit,
[3]
In zijn
Amstelodamiana
(1874) uit historicus
Jan ter Gouw
de twijfels over Vondels suggestie dat het goud uit Boelens beurs kwam:
Vondel poetiseerde, dat Amsterdam die kroon verkregen heeft ?voor Ridder Boelens gout," maar dit werd reeds door zijne tijdgenooten tegengesproken.
Mr. J. van Lennep
sloeg er echter geloof aan, en achtte 't eene 'belangrijke omstandigheid'.
[4]
[5]
Vondels
lofdicht
op de regent, staatsman en burgemeester
Cornelis de Graeff
:
Op de Wapenkroon van Amsterdam
begint met de verzen:
Indien men uwen gryzen stam,
[6]
Ter heerschappij des lants geschapen,
En die ’s lants vryburg Amsterdam
Gekroont heeft met de kroon van ’t wapen,
Den lauwer schonk, die niet verdort,
Noch schoot de dankbaarheid te kort.
Had Andries niet Stadts eer bewaert,
En ’s Keizers glori trouw verdadight,
August had met zijn edel swaert
Den Ridder spader begenadight,
Wiens miltheit Oostenryck behaegt
Daer Amstels schilt de kroon afdraagt.
[7]
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Simone van der Vlugt,
Wij zijn de Bickers!
, 2019.
- ↑
Het patriciaat van Amsterdam, vertegenwoordigd door de genealogie van ’t geslacht Boelens, met aangehuwde familien en nakomelingschap
, uitgave naar een handschrift van J. van Wieringen Ghijsbertsz., onder toezicht van
J.A. Alberdingk Thijm
, Amsterdam, C.L. van Langenhuysen, 1884, 1-58.
- ↑
Inwydinge van 't Stadhuis 'Amsterdam
, Joost van den Vondel, 1655, Deel 5, DBNL, De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1931. Verzen 388-393, pagina 873, zie noten 388 en 392.
Gearchiveerd
op 12 september 2019.
- ↑
Amstelodamiana
J. Ter Gouw , Amsterdam, C.L. Brinkman 1874, DBNL. Deel 2. Zie voor
Boelens gout
onder meer: vijfde boek, vierde hoofdstuk "De kroon van Amsterdam", pagina 166 en noot 1.
Gearchiveerd
op 12 september 2019.
- ↑
zie
De Kroon boven "t Wapen
in
Novellen
, Jacob van Lennep. Sijthoff. Leiden 1860.
- ↑
Andries Boelens' nazaat: Aeltje Boelens Loen was Cornelis de Graeffs moeder.
- ↑
Op de Wapenkroon Van Amsterdam
, Joost van den Vondel, Lofdicht op Cornelis de Graeff, Vrijheer van Zuidpolsbroeck, 1655,
De werken van Vondel
, Deel 5, DBNL, De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1931. Verzen 1-13, pagina 909, voor 'Andries Boel Dirksz.' zie noten 1 en 7.
Gearchiveerd
op 4 maart 2016.
|