Andre Wynen
(
Ukkel
,
8 december
1923
-
Godinne
,
10 juni
2007
) was een
Belgische
arts
en
verzetsstrijder
.
Reeds in zijn jeugd sympathiseerde Wynen met het gedachtegoed van de
communistische partij
, zonder echter partijlid te worden.
Aan het begin van de
Tweede Wereldoorlog
, gaf de Belgische overheid het bevel om 300 000 jonge mannen te evacueren naar het westen van het land en later naar Frankrijk, in de
CRAB
's (
Centre de Recrutement de l’Armee Belge
- C.R.A.B. of
RekruteringsCentrum van het Belgische Leger
- R.C.B.L.). Andre Wynen ging mee.
[1]
Op zeventienjarige leeftijd, maakte hij deel uit van het distributienetwerk van de clandestiene pers. Hij begon zijn
geneeskundige
studies aan de
ULB
. Als reactie op onaanvaardbare eisen van de bezetter, besloot de ULB in november 1941 haar onderwijsactiviteiten op te schorten. Hij stapte daarna over naar de universiteit van Namen, maar daar werd door de Duitse bezetter geeist dat alle studenten eerst zes maanden moesten werken in de oorlogsindustrie. Andre Wynen weigerde en dook onder in
1943
in het
verzet
bij de Gewapende Partizanen. Hij werd er chef van de elfde compagnie.
[2]
Gedurende de razzia's van maart-april
1944
werd hij in een
hinderlaag
van de
Gestapo
gelokt. Zijn gezel werd doodgeschoten en Wynen werd gearresteerd. Hij werd ondervraagd en gemarteld op het Gestapo-hoofdkwartier aan de Louisalaan in
Brussel
. Hij bracht Pasen 1944 door in de gevangenis van
Sint-Gillis
. Hij werd daarna overgebracht naar het
Fort van Breendonk
(10 of 11 april 1944 tot 6 mei 1944) en daarna naar kamp
Buchenwald
. In dit laatste kamp moest hij eerst handenarbeid verrichten en hij werd vervolgens verpleger in de ziekenzaal. Hij verbleef er ongeveer een jaar. Hij wist deze kampen te overleven door puur toeval omdat zijn dossier bij een bombardement in rook was opgegaan. De andere leden van zijn verzetsafdeling werden allen opgehangen. Na de bevrijding van het kamp werd hij door de bevrijders ingelijfd als verzorger. Andre Wynen hield aan Buchenwald een
tuberculosebesmetting
over. Hij was eveneens getuige op het proces van militair gouverneur
Alexander von Falkenhausen
.
Hij herstelde gedurende twee jaar in een
sanatorium
in
Leysin
,
Zwitserland
. Daarna in maart 1947 hervatte hij zijn
medische
studies en hij behaalde zijn diploma in 1950. Hij specialiseerde zich daarna in de
chirurgie
.
In 1962 richtte hij de
Belgische Vereniging van Artsensyndicaten
(BVAS) op, waarvan hij twintig jaar voorzitter was en die zou uitgroeien tot de grootste artsenvereniging van Belgie. Ook internationaal was hij op dit vlak actief, zo was hij een tijdlang
secretaris-generaal
van de
World Medical Association
. Hij zorgde ervoor dat deze organisatie niet uiteenviel in de jaren zeventig en tachtig. Gedurende deze periode gaf hij de onderrichting dat een arts geen medewerking mocht verlenen aan de uitvoering van een
doodstraf
. Hij mocht enkel de dood vaststellen.
[3]
Hij gaf ook aan dat een arts geen verplichte voeding mag toedienen aan iemand die in
hongerstaking
gaat in protest tegen folteringen.
[4]
Hij was internationaal actief bij de bestrijding van
folteringen
en onder meer ook medewerker van een conferentie in Istanboel in 1993, waar de folterpraktijken in Turkse gevangenissen werden bekritiseerd en waar Turkse artsen werden ondersteund die zich inzetten voor de behandeling van personen die in Turkse gevangenissen waren mishandeld.
Zijn naam blijft in Belgie ook verbonden met de grote
artsenstaking
van april 1964 waarvan hij de organisator was.
[5]
[6]
[7]
[8]
Negentig tot vijfennegentig percent van de Belgische artsen en tandartsen nam deel aan deze grootste artsenstaking uit de Belgische geschiedenis. Dit harde conflict was gericht tegen de voorgenomen besparingen in de
sociale zekerheid
door de toenmalige minister
Edmond Leburton
. Ze werd gevoerd omwille van het principe van therapeutische vrijheid van de arts en van de patient en tegen elke "verstaatsing", die in zijn ogen de medische verzorging moeilijk maakt of afhankelijk van economische richtlijnen. De staking duurde achttien dagen, de noodverzorging werd echter gewaarborgd. Andre Wynen gold als keiharde en compromisloze onderhandelaar. Een groot deel van zijn eisen werd ingewilligd.
Verder was hij betrokken bij de vestiging van het ziekenhuis van
Eigenbrakel
. Hij wist in
1983
gedaan te krijgen dat het in
Ukkel
gelegen ziekenhuis Edith Cavell dat eertijds
failliet
was gegaan, weer een nieuwe start kon maken. De artsen hebben een tijdlang 40% van hun honorarium moeten afstaan aan de kliniek. Anderzijds werden de toeslagen voor eenpersoonskamers totaal vrij bepaald door de dokters in zijn ziekenhuizen. De overheid aarzelde niet om hem in
1994
gedurende korte tijd naar de gevangenis te doen gaan, omdat hij, zonder toelating, in dit ziekenhuis een magnetische-resonantie-tomografietoestel had laten installeren, dat voor de moderne gezondheidszorg van groot belang is voor de optimale verzorging van patienten; het aantal van deze toestellen werd echter in Belgie willekeurig beperkt. Het
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
heeft daarna de terugbetaling bij het gebruik van dit toestel met tien procent verminderd. Wynen heeft dit nooit doorberekend aan zijn patienten, wat hem miljoenen Belgische frank gekost heeft.
Na zijn pensionering werd hij in september
2004
voorzitter van de Groupe memoire - Groep Herinnering van Breendonk in opvolging van Arthur Haulot. Deze geeft informatie aan de jeugd over wat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld en hield zich tevens bezig met het bestrijden van het
neonazisme
en het
rechts-extremisme
. Wynen, die zich altijd al ongerust maakte over de ontwikkelingen van laatstgenoemde, was er een voorstander van dat partijen van een dergelijke signatuur een verbod zouden krijgen opgelegd.
Hij heeft zich ook altijd verzet tegen legalisering van
euthanasie
omdat hij het schrikbeeld van de euthanasiewetten van het naziregime niet van zich kon afzetten. Volgens hem was de vroegtijdige levensbeeindiging een kwestie tussen de arts en de patient. Hij was ook bang dat het generatieconflict in de toekomst kon leiden tot een "economische euthanasie" van de oudere generatie.
Op het einde van zijn leven schreef hij nog een voorwoord in het pedagogisch dossier "Le fort de Breendonk, le camp de la terreur nazie en Belgique pendant la Seconde Guerre mondiale" (Editions Racine, Brussel, 2006).
Hij was drager van de titels van commandeur in de
Leopoldsorde
en grootofficier in de Leopoldsorde.
[9]
Hij bleef in zijn latere jaren ook niet gespaard van zware tegenslagen. Na een val van een fiets was hij de laatste vijftien jaar deels verlamd. Zijn oudste dochter overleed in 2006 bij het beklimmen van de
Mount Kenya
.
Begin juni 2007 raakte Andre Wynen betrokken bij een ernstig
verkeersongeluk
. De verwondingen die hij daarbij opliep, hadden een week later zijn overlijden op 83-jarige leeftijd tot gevolg in het Universitair Ziekenhuis UCL in Mont-Godinne,
Yvoir
.
[10]
Hij wordt geroemd door de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS) als de belichaming van de vrije geneeskunde, een voorvechter binnen het Belgische gezondheidszorgsysteem en een onvermoeibare verdediger van de kwaliteit ervan.
Bronnen, noten en/of referenties
|