Een
analytische taal
is een taal waar verreweg de meeste, zo niet alle
morfemen
in de
grammatica
als zelfstandige woorden optreden. Analytische talen kennen geen of weinig
verbuigingen
en
vervoegingen
, of ? iets anders geformuleerd ? geen of weinig
woordparadigma's
. Begrippen als
porte-manteaumorfeem
,
agglutinatie
,
declinatie
en
flexie
hebben in de beschrijving van de structuur van analytische talen dan ook nauwelijks betekenis. Ook wordt er in deze talen op zeer grote schaal gebruikgemaakt van
hulpwerkwoorden
in plaats van
modi
en van
clitica
.
De verschillende mogelijke volgordes van de
woorden
en
zinsdelen
(
SVO
,
SOV
,
VSO
,
VOS
,
OSV
en
OVS
) spelen met name in analytische talen een zeer belangrijke rol.
Een voorbeeld is de SVO-woordvolgorde in de Nederlandse zin
Jan ziet Piet
is Jan het
onderwerp
en Piet het
lijdend voorwerp
, dat wil zeggen "hetgeen dat/degene die gezien wordt". Verwisselen we alleen maar deze twee namen zonder een zinsdeel extra
nadruk
te geven, dan verandert de betekenis van de zin volledig:
Piet ziet Jan
. Ook het weglaten van het onderwerp kan in analytische talen voor grote verwarring zorgen.
In talen als het
Latijn
daarentegen kun je de namen omdraaien zonder dat de betekenis verandert: de naam Piet wordt in de
accusatief
Pietum
. Als je zegt: "Jan videt Pietum" en "Pietum videt Jan", betekenen de twee zinnen exact hetzelfde. Hier wordt de functie van Piet niet uitgedrukt door de woordvolgorde maar door het morfeem
-um
, dat in dit geval de functie van
lijdend voorwerp
uitdrukt.
Agglutinerende talen
zijn niet helemaal
isolerend
(zie hieronder), maar worden niettemin over het algemeen als analytisch beschouwd. Deze talen kennen enige mate van verbuiging en vervoeging, maar per morfeem wordt vrijwel nooit meer dan een betekenisaspect tegelijk uitgedrukt. Voorbeelden van agglutinerende talen zijn het
Turks
,
Fins
,
Koreaans
en
Japans
.
Werkwoorden
worden in agglutinerende talen wel vervoegd, maar er zit lang niet zo veel afwisseling in als het geval is in bijvoorbeeld het
Russisch
en
Latijn
. In het Nederlands kan
roepen
bijvoorbeeld zowel de
infinitief
zijn als de
persoonsvorm
bij
wij
,
jullie
of
zij
. In het Latijn is dat heel anders: de infinitief bij roepen is
clamare
, de
wij
-vorm is
clamamus
, de
jullie
-vorm
clamatis
en de zij-vorm
clamant
. Hier is het onmogelijk om de functies door elkaar te halen. In het Nederlands moet je de functie van het woord
roepen
echter uit de context ? meestal het
onderwerp
? halen. Ook kent het Nederlands nagenoeg geen vormen meer die vergelijkbaar zijn met de Latijnse
conjunctivus
; de betekenis hiervan wordt in het Nederlands weergegeven door middel van hulpwerkwoorden.
Ook
zelfstandige naamwoorden
en
lidwoorden
worden in agglutinerende talen nauwelijks verbogen, nog het vaakst om de tegenstelling
enkelvoud
/
meervoud
aan te geven. Wat in modern
Nederlands
de
grammaticale functie
van een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of meervoud ook is, de vorm blijft altijd hetzelfde; er worden geen
suffixen
aan vastgeplakt om deze functie uit te drukken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het
Duits
, of het
oud-
en
middelnederlands
. Het woord
huis
had vroeger de
nominatief
huis
en de
genitief
des huizes
.
De hier besproken voorbeelden maken duidelijk dat het Nederlands in zijn moderne vorm een agglutinerende, ofwel een overwegend analytische taal is.
Dit is nog meer het geval met het
Engels
, waar afgezien van de derde persoon enkelvoud ? die de
uitgang
-s
krijgt ? alle
persoonsvormen
in de tegenwoordige tijd qua vorm gelijk zijn aan de
infinitief
(minus het partikel
to
):
to do
,
I do
,
you do
,
he do
es
,
we do
,
you do
,
they do
. In de verleden tijd zijn zelfs alle persoonsvormen qua vorm gelijk:
I did
,
you did
, enz.
De
Scandinavische talen
gaan nog een stapje verder: alle persoonsvormen zijn hier gelijk, ongeacht de persoon, bijvoorbeeld
jag kommer
,
du kommer
,
vi kommer
in het Zweeds. Niettemin is ook het Zweeds nog steeds een agglutinerende en geen isolerende (zie hieronder) taal, aangezien het zowel een
genitief
als de tegenstelling enkel-/meervoud kent.
Het meest extreme geval van een analytische taal is een
isolerende taal
.
Het tegenovergestelde van een analytische taal is een
synthetische taal
.