Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het
amnion
(
Grieks
: lamsvlies)
[1]
is het binnenste
vruchtvlies
dat de
vruchtzak
of vruchtblaas omhult waarin het
vruchtwater
en het
embryo
, later de
foetus
, zich bevinden. In de tweede week na de
bevruchting
begint het amnion zich te vormen. Het buitenste vruchtvlies wordt gevormd door het
chorion
.
Het amnion is in de vierde week van de zwangerschap (vanaf de bevruchting) nog klein en hangt de
kiemschijf
met amnion en dooier vrij in de chorionholte. Uiteindelijk wordt de chorionholte geheel gevuld door de
vruchtzak
(amnionholte) en vergroeien chorion en amnion met elkaar. De vruchtzak is gevuld met het
vruchtwater
(amnionvloeistof).
Na de geboorte wordt ook de
placenta
met het vruchtvlies geboren: de
nageboorte
. Soms begint de
bevalling
als het vruchtvlies breekt en het vruchtwater via de
vagina
het lichaam van de moeder verlaat: het breken van de vliezen.
Het
amnion
heeft zijn naam geleend aan de
Amniota
, een
clade
die niet de
amfibieen
omvat, maar verder alle nog levende viervoeters (
Tetrapoda
), inclusief de vogels. In deze diergroep vallen de gemeenschappelijke voorouders van onder andere de
zoogdieren
,
dinosauriers
,
vogels
,
slangen
,
schildpadden
en
hagedissen
, die alle een vruchtvlies hebben.
- ↑
Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012).
Pinkhof Geneeskundig woordenboek
(12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Menselijke embryogenese in de eerste drie weken na de bevruchting