De
altviool
is een gestreken
snaarinstrument
en is het oudste lid van de
vioolfamilie
, waartoe ook de
viool
en de
cello
behoren.
De altviool is iets groter dan de
viool
. Waar de
klankkast
van een viool zowat 35 cm lang is, heeft de altviool - die geen standaardafmetingen heeft - een corpuslengte van 37,5 cm tot 44 cm (41 a 42,5 cm is de courantste maat). Haar vier
snaren
zijn gestemd als c-g-d'-a', een
kwint
lager dan de viool.
[1]
De altviool heeft een interessante rol in een ensemble of
orkest
. Soms speelt de altviolist:
- een ondersteunende stem, om de harmonische opbouw compleet te maken, waarbij ze niet te sterk mag spelen;
- een basstem, bijvoorbeeld als de
cello
een melodie speelt; ze moet dan goed gehoord worden;
- een tweede stem tegen de eerste viool of cello aan ? ook dan moet de alt goed gehoord worden;
- een solopassage.
De
formanten
in de
resonantie
door de klankkast van een altviool liggen ongeveer een
terts
te hoog voor zijn stemming. Daardoor klinkt de alt altijd wat meer omfloerst dan de kleinere
viool
of de grotere
cello
, die een betere aanpassing van hun resonantiepieken hebben. Eigenlijk zou een altviool groter moeten zijn, maar dan is hij niet meer in de arm te bespelen. Er is weleens als proef een grotere altviool gebouwd die net als de cello tussen de knieen werd gehouden. (
Yo-Yo Ma
maakte op zo'n experimentele altviool een opname van het altvioolconcerto van
Bartok
). Zo'n alt klonk wel sterker, maar miste de typische altklank en is daardoor geen succes geworden.
Muziek voor de altviool wordt in de regel genoteerd in de
altsleutel
.
De altviool behoort tot de familie van de viola da braccio's ("armviolen", ter onderscheiding van
viola da gamba
's die tussen de benen werden geklemd). Het instrument is in
Italie
ontstaan omstreeks
1530
. De oudst bewaard gebleven exemplaren, uit de tweede helft van de 16e eeuw, zijn van de hand van de Italianen
Andrea Amati
(ca. 1505-ca. 1578) en
Gasparo da Salo
(1540-1609). Viola da braccio’s werden in verschillende afmetingen gebouwd die genoemd werden naar hun bereik. Zo was er een
alto di viola da braccio
("hoge armviool") en later een
soprano di viola da braccio
(die al spoedig
violino
of "viool" zou gaan heten).
De term
alto di viola da braccio
ligt aan de basis van allerlei verschillende naamgevingen. Vanaf de late 17de eeuw werd het instrument in Italie eenvoudigweg
viola
genoemd. In het Frans behield men enkel het woord
alto
. In het Duits zegt men, zoals in het Italiaans en het Engels,
viola
, maar ook
Bratsche
, dat een verbastering is van
braccio
.
De altviool is het oudste lid van de vioolfamilie. De viool (Italiaans:
violino
of "kleine viola") en de cello (
violoncello
, "kleine violone" of "kleine grote viola") ontstonden pas later.
De grote Italiaanse vioolbouwers uit de zeventiende en achttiende eeuw, zoals
Stradivarius
,
Amati
,
Carlo Giuseppe Testore
en
Gasparo da Salo
, bouwden ook altviolen. Sommige van die instrumenten hadden een corpuslengte tot 47 cm en waren hoofdzakelijk bedoeld om brede, ondersteunende muzikale lijnen te spelen. Voor technisch meer veeleisende passages waren ze ongeschikt, en de meeste van die grote altviolen (soms "tenore" genoemd) werden in de loop van de geschiedenis dan ook bijgesneden en ingekort tot een handzamere lengte.
Verschillende componisten zoals Bach, Mozart, Haydn,
Paganini
,
Felix Mendelssohn
,
Benjamin Britten
, en speciaal
Antonin Dvo?ak
en
Paul Hindemith
speelden zelf graag en vaak altviool. Andere, zoals Beethoven, deden het een tijdje als bijbaantje om in hun levensonderhoud te voorzien.
In
Hongaarse
en
Roemeense muziek
wordt een speciale altviool gebruikt (nu
kontra
genoemd, of
bratch
, evenals het Duitse
Bratsche
afgeleid van het Italiaanse
Viola da Braccio
oftewel
armviool
), meestal uitgevoerd met vlakke kam en drie snaren (vaak gestemd als g-d'-a') waardoor akkoordspel mogelijk wordt; hier heeft de alt uitsluitend ritmisch/harmonische functie; melodiespel is zo goed als onmogelijk. Hetzelfde gebeurt in de
zigeunermuziek
die sterk aan de twee genoemde muzieksoorten verwant is.
Als solo-instrument kon de altviool lange tijd slechts zelden op de voorgrond treden. In de barok is bijvoorbeeld erg weinig altvioolmuziek geschreven. Er zijn uit die periode enkele concerto's van onder anderen
Georg Philipp Telemann
en
Bach
(Brandenburgs concerto nr.6).
Vivaldi
schreef wel concerti voor de
viola d'amore
maar niet voor de altviool.
In de klassieke periode is de oogst iets rijker:
Georg Benda
, leden van de componistenfamilie
Stamitz
, Hoffmeister, Dittersdorf,
Michael Haydn
, Pleyel, Vanhal, Wranitzky, Rolla, enz.
Mozart
gaf de altviool in zijn beroemde
Kegelstatt-trio
(KV 498) en in de
Sinfonia concertante
(KV 364) voor viool en altviool een prominente plaats.
De altviool wordt verder "ontdekt" in de 19e eeuw.
Carl Maria von Weber
en
Johann Nepomuk Hummel
schreven concertante muziek voor altviool.
Niccolo Paganini
vroeg
Hector Berlioz
om een altvioolconcert, maar het resultaat,
Harold en Italie
, is meer een symfonie met een flinke rol voor de altviool. Paganini heeft het stuk nooit uitgevoerd.
Brahms
gaf met enige aarzeling de altviool de rol van alternatief instrument in zijn twee sonates voor klarinet en piano, opus 120. Het enthousiasme hierover van de violist
Joseph Joachim
overtuigde hem echter van de waarde van deze versie.
Max Bruch
en
Robert Schumann
schreven verschillende werken met een solorol voor de altviool, vaak in combinatie met
klarinet
. De timbres van deze twee instrumenten mengen overigens bijzonder goed. Ook de altvioolmuziek van de Belgische componist
Henri Vieuxtemps
is het vermelden waard.
Grote 20e-eeuwse altvioolliteratuur schreven
Paul Hindemith
,
Benjamin Britten
,
Darius Milhaud
,
Max Reger
,
Bohuslav Martin?
,
Dmitri Sjostakovitsj
,
Alexandre Tansman
en
Bela Bartok
. In de 20e eeuw spelen virtuozen als Paul Hindemith,
Lionel Tertis
en
Lilian Fuchs
op dit instrument een grote rol voor de bekendheid die het altvioolrepertoire tegenwoordig geniet. Ook de Engelse altviolist
William Primrose
heeft componisten aangezet tot het componeren van nieuwe werken, bijvoorbeeld de concerto's van
Ralph Vaughan Williams
,
William Walton
en
Bela Bartok
.
In de tweede helft van de 20e eeuw schreven onder andere
Gyorgy Kurtag
,
Krzysztof Penderecki
,
Gia Kantsjeli
,
Alfred Schnittke
,
Malcolm Arnold
en
Peter Eotvos
prachtige altvioolconcerten en andere sololiteratuur voor het instrument.
Luciano Berio
's
Sequenza
VI vormt zowat de synthese van de mogelijkheden in de
Nieuwe Muziek
voor dit instrument. De altviool wint aan populariteit, en krijgt de solisten die hij verdient:
Nobuko Imai
,
Michael Kugel
,
Joeri Basjmet
,
Kim Kashkashian
,
Tabea Zimmermann
,
Paul Silverthorne
,
Gerard Causse
,
Lawrence Power
,
Antoine Tamestit
,
Maxim Rysanov
en vele anderen. Ook topviolisten als
Yehudi Menuhin
,
Nigel Kennedy
,
Josef Suk
,
Maxim Vengerov
,
Pinchas Zukerman
en
Isabelle van Keulen
bespelen weleens de altviool. Al zijn kenners en critici meestal niet enthousiast over het altvioolspel van deze violisten, het bewijst alleszins de groeiende interesse voor de alt.
Morton Feldman
wijdde enkele
composities
aan het instrument:
The viola in my life
I-IV.
Het heeft lang geduurd vooraleer componisten en altviolisten de complexe klank van de altviool hebben leren exploreren. Het instrument kent zekere beperkingen, zoals de
tessituur
die het moeilijker maakt op te tornen tegen een orkest of zelfs tegen een ontketende vleugelpiano, en de afmetingen die, in vergelijking met de viool, hogere technische eisen stellen aan de bespeler. Dat er geen standaardafmetingen bestaan voor de altviool, leidt bovendien tot een veel individuelere klank voor elk instrument: veeleer alt of veeleer tenor, meer of minder nasaal, melancholisch, donker, "zanderig" of zangerig, ... Anderzijds biedt die complexe klank met haar wisselende stemmingen veel mogelijkheden, en daar is prachtige muziek uit voortgekomen...
Composities voor altviool en orkest uit de barok
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Composities voor altviool en orkest uit de klassieke periode
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Negentiende-eeuwse composities voor altviool en orkest
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Twintigste-eeuwse composities voor altviool en orkest
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
- Malcolm Arnold
: Altvioolconcert op. 108 (1971)
- William Alwyn
: Pastoral fantasia for viola & strings (1939)
- Gra?yna Bacewicz
: Altvioolconcert (1968)
- Henk Badings
: Dubbelconcert voor altviool, viool en orkest (1964); Concert voor altviool en strijkers (1965)
- Bela Bartok
: Altvioolconcert (1945) (onvoltooid; drie versies, gecompleteerd door
Tibor Serly
in 1949, door Bela's zoon
Peter Bartok
en
Paul Neubauer
in 1995 en door
Csaba Erdelyi
in 2001)
- Arnold Bax
: Phantasy voor altviool en orkest (1922)
- Ernest Bloch
: Suite voor altviool en orkest (1919)
- Niels Viggo Bentzon
: Altvioolconcert, op. 303 (1972)
- York Bowen
: Altvioolconcert in c op. 25 (1907)
- Walter Braunfels
: Schottische Fantasie op. 47 voor altviool en orkest (1933)
- Max Bruch
: Romance voor altviool en orkest op. 85 (1911), concerto in e op.88 voor altviool, klarinet en orkest (1911)
- Edward Elgar
, arr.
Lionel Tertis
: Celloconcert op. 85, versie voor altviool en orkest (1919)
- Cecil Forsyth
: Altvioolconcert (1903)
- Morton Gould
: Altvioolconcert (1943); Concertette voor altviool en band (1943)
- Hans Henkemans
: Altvioolconcert (1954)
- Hans Werner Henze
: Compases para preguntas ensimismadas voor altviool en 22 instrumenten (1970)
- Paul Hindemith
: Kammermusik nr. 5 op. 36 voor altviool en kamerorkest (1927); Konzertmusik op. 48 voor altviool en kamerorkest (1930); Der Schwanendreher, concert voor altviool en klein orkest (1935); Trauermusik voor altviool en strijkers (1936)
- Gustav Holst
: Lyric Movement, voor altviool en orkest, H191 (1934)
- Vincent d'Indy
: Choral varie op. 55 voor altviool en orkest (1903)
- Gordon Jacob
: Altvioolconcert nr. 1 (1925, revisie 1976); Concert Piece voor altviool en orkest (1977); Altvioolconcert nr. 2 (1979)
- Joseph Jongen
: Suite op.48 voor altviool en orkest (1915)
- Viktor Kalabis
: Tristium, concertante fantasie voor altviool en strijkorkest op. 56 (1981)
- Gia Kantsjeli
: Altvioolconcert ‘Vom Winde bewehnt’ (1989, revisie 1996)
- Erland von Koch
: Altvioolconcert op. 33 (1946)
- Victor Legley
: Altvioolconcert op. 78 (1971)
- Zden?k Luka?
: Altvioolconcert (1983)
- Jef Maes
: Altvioolconcert (1946)
- Bohuslav Martin?
: Rhapsody-Concerto voor altviool en orkest (1952)
- Darius Milhaud
: Altvioolconcert nr. 1, op. 108 (1929); Concertino d'ete, op. 311, voor altviool en kamerorkest (1950); Altvioolconcert nr. 2, op. 340 (1955)
- Gosta Nystroem
: Altvioolconcert 'Hommage a la France' (1940)
- Krzysztof Penderecki
: Altvioolconcert (1983)
- Allan Pettersson
: Altvioolconcert (1979)
- Michail Pletnev
: Altvioolconcert (1997)
- Quincy Porter
: Altvioolconcert (1948)
- Miklos Rozsa
: Altvioolconcert op. 37 (1979)
- Edmund Rubbra
: Altvioolconcert op. 75 (1952)
- William Schuman
: Concerto on Old English Rounds voor altviool, vrouwenkoor en orkest (1973)
- Tibor Serly
: Altvioolconcert nr. 1 (1929); Rhapsody on Folk Songs voor altviool en orkest (1947); Altvioolconcert nr. 2 (1975)
- Alfred Schnittke
: Altvioolconcert (1985); Monologue voor altviool en strijkorkest (1989); concerto voor altviool en klein orkest (1997)
- Dmitri Sjostakovitsj
: bewerking van zijn 13e
strijkkwartet
op. 138 voor altviool en strijkers door Andrej Tsjaikovski; bewerking van de Altvioolsonate op. 147 voor altviool en strijkorkest door Vladimir Mendelssohn
- Rodion Sjtsjedrin
: Altvioolconcert (1995)
- Leo Smit
: Concert voor altviool en strijkorkest (1940)
- Alexandre Tansman
: Altvioolconcert (1936-1937)
- Ralph Vaughan Williams
: Flos campi, suite voor altviool, koor en klein orkest (1925); Suite, voor altviool en klein orkest (1933-1934)
- William Walton
: Altvioolconcert (1929, revisie 1961)
- John Williams
: Altvioolconcert (2009)
Lionel Tertis en William Primrose gelden als de eerste grote "moderne" altviolisten die zowel in de concertzaal als in de opnamestudio actief waren. Verder nog in chronologische volgorde:
- Lionel Tertis
(1876-1975), Groot-Brittannie
- Rebecca Clarke
(1886-1979), Groot-Brittannie
- William Primrose
(1904-1982), Schotland
- Klaas Boon
(1915-2002), Nederland
- Bruno Giuranna
(1933), Italie
- Misha Geller
(1937-2007), Sovjet Unie-Nederland
- Nobuko Imai
(1943), Japan
- Rivka Golani
(1946), Canada
- Michael Kugel
(1946), Oekraine
- Simon Rowland-Jones
(1950), Groot-Brittannie
- Paul Silverthorne
(1951), Groot-Brittannie
- Kim Kashkashian
(1952), Armenie-Verenigde Staten
- Joeri Basjmet
(1953), Rusland
- Esther Apituley
(1958), Nederland
- Lars Anders Tomter
(1959), Noorwegen
- Brett Dean
(1961), Australie
- Paul Neubauer
(1962), Verenigde Staten
- Veronika Hagen
(1963), Oostenrijk
- Diederik Suys
(1966), Belgie
- Tabea Zimmermann
(1966), Duitsland
- Philipp Dukes
(1968), Groot-Brittannie
- Lawrence Power
(1977), Groot-Brittannie
- Nils Monkemeyer
(1978), Duitsland
- Julia Rebekka Adler
(1978), Duitsland
- Maxim Rysanov
(1978), Oekraine
- Antoine Tamestit
(1979), Frankrijk
- Viocta
, achtsnarige elektrische viool
Bronnen, noten en/of referenties
|