Agogiek
is de
leer
van het begeleiden, aansturen of beleidsmatig mogelijk maken van veranderingsprocessen bij
mensen
opdat ze meer grip krijgen op hun leven. Deze
sociale wetenschap
bestudeert hoe mens en samenleving veranderen en geeft aanwijzingen over de manier waarop dit kan worden beinvloed en begeleid.
Agogie
verwijst naar het agogisch handelen op zich, de activiteit van het intervenieren in veranderingsprocessen.
Agologie
is de wetenschap die agogie en agogiek bestudeert; Het wordt beschouwd als een
interdisciplinaire
bovenbouwwetenschap die wordt gevoed door andere disciplines. Mensen die zich daarin bekwamen, worden agogen genoemd. De
psychologie
helpt agogen de situatie en de ontwikkeling van de individuele mens te begrijpen, de
sociologie
geeft inzicht in de maatschappelijke condities en uit de
filosofie
haalt de agoog
wereldbeelden
of
voorschriften
omtrent het intervenieren in menselijke veranderingsprocessen.
Agogisch werk is gericht op het vergroten van het handelingsvermogen van de mens (zowel op individueel als collectief niveau). In dit opzicht is agogiek een
emancipatorische
handelingswetenschap die aansluit bij het streven naar
empowerment
.
Het woord agogiek is een
neologisme
. De termen agogiek en agogie werden voor het eerst gebruikt in Nederland, maar stammen, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, niet af van het Griekse
agoge
, maar verwijzen naar het Griekse woord
paidagogos
.
De Nederlandse grondlegger van de agogische wetenschappen, T.T. ten Have (1906-1975), gebruikte de term agogie(k) om het onderscheid met de term
pedagogiek
duidelijker te maken. Meer specifiek maakte hij een onderscheid tussen pedagogiek (gericht op kinderen),
andragogiek
(gericht op volwassenen) en gerontagogiek (gericht op ouderen). De verschillende doelgroepen vragen immers om een aparte methode. De term agogiek gold in dit opzicht als overkoepelende term. In Nederland spreekt men over andragogiek wanneer men het heeft over volwassenenvorming.
In Vlaanderen heeft het onderscheid in prefixen (andr-, geront-) nooit ingang gevonden. Agogiek wordt er voornamelijk vertaald als volwassenenvorming. Relevanter dan het onderscheid in doelgroep, is de manier waarop de agoog aan de slag gaat: agogiek staat voor een niet-schoolse educatieve aanpak, ook wel informele of niet-formele educatie genoemd.
Agogiek is nauw verbonden met de term
educatie
. Het onderscheid tussen formele, niet-formele en informele educatie verduidelijkt dit. Formele educatie verwijst naast traditionele educatieve en schoolse contexten. Het is diplomagericht,
onderwijzer
-gestuurd, sterk gestructureerd en meestal verplicht. Informele educatie staat hier lijnrecht tegenover en verwijst naar alle vormen van leren in het dagelijkse leven. Informele educatie gebeurt spontaan, vertrekt vanuit de persoon zelf en behoeft geen autoritair of hierarchisch figuur. Niet-formele educatie kan tussen deze twee uitersten geplaatst worden. Het verwijst naar georganiseerde educatieve activiteiten vanuit instellingen en organisaties zoals
jeugdwerk
,
sociaal-culturele verenigingen
,
musea
en
volkshogescholen
. De focus ligt niet op kennisoverdracht of het behalen van diploma's, maar op persoonsontplooiing, gemeenschapsvorming en het vergroten van maatschappelijke participatie en kritisch
burgerschap
. Agogiek is voornamelijk gericht op niet-formele en informele educatie.
Bronnen, noten en/of referenties
- A.J. Cozijnsen, en
W.J. Vrakking
(red.),
Inleiding in de organisatie-agologie; theorieen, strategieen, cases,
Samsom, Alphen aan den Rijn. 1982.
- P. Meurs,
Inleiding tot de agogische Wetenschappen,
VUBPress
, Brussel. 2019.
- M. Bouverne-De Bie,
Sociale agogiek: een sociaal-pedagogisch perspectief op sociaal werk,
Academia Press
, Gent. 2015.
|