Het
oude koninkrijk Noorwegen
ontstond in
872
toen
Harald Schoonhaar
, een kleine Noorse vorst, een bondgenootschap van andere vorsten versloeg in de
Slag bij Hafrsfjord
.
[1]
Hierbij verwierf hij grote delen van het zuidoosten van
Noorwegen
, met als middelpunt de plaats
Borre
in
Vestfold
.
[2]
De jaren erna versloeg hij nog meer andere Noorse vorsten en breidde zijn gezag verder over Noorwegen uit. Veel Noren ontvluchtten zijn ijzeren greep en voeren naar
IJsland
om zich daar te vestigen.
Harald en zijn opvolgers
Erik Bloedbijl
en
Haakon de Goede
verspreidden het
christendom
onder de bevolking, die de
Germaanse goden
aanbad. Hiermee konden zij grote macht verwerven. Koning
Olav Tryggvason
, die in zijn jeugdjaren aan
Vikingplundertochten
had deelgenomen, bekeerde zich ook tot het christendom en liet heidense beelden en tempels verwoesten. In een zeeslag bij
Svolder
in de
Oostzee
werd hij verslagen door Deense en Zweedse vorsten en enkele opstandige Noorse edelen. Hij voorzag het einde, sprong met zijn mannen overboord en verdronk (
1000
).
[3]
Omstreeks 1100 ontstonden de steden
Oslo
en
Bergen
bij de koninklijke burchten.
[4]
Na 1100 begon een meer dan honderd jaar durende burgeroorlog; er werd gevochten om de troon, waarop volgens Noors gebruik alle wettige en onwettige zonen van de koning aanspraken op konden maken. Dit leidde ertoe dat koningen vaak jong stierven; zij sneuvelden of werden vermoord. Meestal konden de koningen enkel met steun van de adel en de kerk de troon bestijgen; hierdoor nam vooral de macht en invloed van de kerk toe. In
1153
werd Noorwegen een afzonderlijke kerkprovincie met
Trondheim
(
Nidaros
) als aartsbisschopszetel. Hierna werd de kerk nog belangrijker en voortaan werd de Noorse koning door de aartsbisschop gekroond.
[2]
In
1217
beeindigde
Haakon IV
, ook wel bekend als Haakon Haakonsson, de burgeroorlog door al zijn tegenstanders te verslaan en alleen te regeren. Hij werd in
1247
gekroond. Om te voorkomen dat er nogmaals een dergelijke burgeroorlog zou uitbreken over de troonopvolging, vaardigde hij de
Opvolgingswet van 1260
uit, die bepaalde dat de oudste zoon in lijn zou opvolgen.
[2]
Toen op
IJsland
de
Sturlungtijd
aanbrak, zag Haakon IV de kans om het eiland onder zijn gezag te brengen. Toen het Gemenebest verzwakt was door onderlinge oorlogen stemde het
Alding
in
1262
ten slotte in met de overgave aan Noorwegen. Zo werden ook de
Vikingnederzettingen op Groenland
van Noorwegen afhankelijk.
In
1319
stierf de Noorse koningslijn uit; er kwam een Zweedse koning op de troon. Er brak in
1349
een twee jaar durende pestepidemie uit, die een groot deel van de bevolking velde. Ten slotte stierf ook het nieuwe vorstenhuis uit aan het einde van de 14e eeuw en werd de
Deense prinses Margaretha
koningin. Daarna erfde zij Denemarken van haar vader en werd ook nog koningin van Zweden. In
1397
werd de
Kalmarunie
gesloten waarbij alle drie de Scandinavische rijken werden verenigd;
Erik van Pommeren
werd door elk land erkend als koning. In 1536 werd Noorwegen unilateraal door de Deense koning gedegradeerd tot een provincie; Groenland en IJsland vielen voortaan direct onder de Deense kroon. Dit betekende het einde van het oude Noorse koninkrijk, dat pas in
1905
weer onafhankelijk zou worden.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993?2002) s.v. "Harald. §1. Harald I". Microsoft Corporation/Het Spectrum.
- ↑
a
b
c
Gever, Jan H.,
Noorwegen
(1990). Uitgeverij J.H.Gottmer/H.J.W. Becht bv, Bloemendaal
- ↑
Konstam, A.
,
Historical Atlas of the Viking World
(2005) 145. Mercury Books Londen. Konstam baseert zich op de
Heimskringla
.
- ↑
Winkler Prins Encyclopedie, 8e druk. Elsevier (1977), Amsterdam, Brussel