Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Abraham Asscher
(
Amsterdam
,
19 september
1880
? aldaar,
2 mei
1950
) was een
Nederlandse
diamantair
,
politicus
en tijdens de
Tweede Wereldoorlog
een van de twee voorzitters van de
Joodse Raad
.
Asscher werd in Amsterdam geboren, waar zijn vader en diens broer de diamanthandel
Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij
dreven. Later zou Asscher directeur worden van dezelfde firma, die over de hele wereld bekendheid genoot, met name door het slijpen van de
Cullinan
, de grootste diamant die ooit werd gevonden.
In
1917
werd Asscher voor de
Liberale Staatspartij
lid van de
Provinciale Staten
van
Noord-Holland
. Daarnaast was Asscher actief in tal van
Joodse
organisaties en verenigingen. Zo was hij jarenlang voorzitter van het
Comite voor Bijzondere Joodsche Belangen
. In dat bestuur was ook
David Cohen
actief.
Asscher en Cohen werden in
1941
door de
Duitse
bezetter aangewezen om de
Joodse Raad
voor te zitten. Zo werden zij een instrument van de Duitsers in de deportatie van tienduizenden Joodse Nederlanders. Asscher en Cohen werden uiteindelijk in september 1943 ook zelf gedeporteerd, Asscher naar het
concentratiekamp
Bergen-Belsen
. Daar heeft hij de oorlog overleefd.
Na de oorlog werd het Asscher en Cohen door de
Joodse Ereraad
zwaar aangerekend dat zij door hun lidmaatschap van de Joodse Raad hadden meegewerkt aan de massamoord op Nederlandse Joden. Het werd hen verboden ooit nog een functie in een Joodse organisatie uit te oefenen (een besluit dat in 1950 werd teruggedraaid). Asscher was hierover zo verbolgen dat hij zijn lidmaatschap van de Joodse Gemeenschap beeindigde. Een van de gevolgen daarvan was dat hij niet op de
joodse begraafplaats in Muiderberg
begraven mocht worden. Dit gebeurde op de algemene begraafplaats
Zorgvlied
in Amsterdam.
Asscher is de overgrootvader van de Nederlandse politicus
Lodewijk Asscher
.